Celan; ‘HOORRESTEN,ZIENRESTEN in/slaapzaal duizendeneen,//nachtdagelijks/de berenpolka://ze scholen je om,//jij wordt weer/hij.’ (Uit Lichtzwang,1970) Zaterdag 26-10-13;Paul Celan; ‘TWINTIG VOOR ALTIJD/vervluchtigde sleutelburchtbloemen/in je zwemmende linker-/vuist.//In de vis-/schub geetst;/de handlijnen waaruit/ze gegroeid zijn.//Hemel- en aard-/zuur vloeiden ineen./De jaar-/telling ging op zonder rest. Kruising/-terwille van jou,snelle weemoed-/van visschub en vuist.’ (Uit Atemwende,1967)