gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘Lof der duisternis’.Voorlopig de laatste. ‘Ricardo Güiraldes/// Niemand zal zijn hoffelijkheid vergeten,/ de spontane,eerste vorm,waaruit/ zijn goedheid sprak,de echte sleutel/ van een ziel,klaar als de dag. En/ evenmin zal ik de edele rust vergeten/ of de fijne trekken van zijn sterk gelaat,/ de straling van de roem en van de dood,/ de hand,die vragend de gitaar beroert./ Als in een zuivere spiegeldroom/ (jíj werkelijkheid,ík spiegeling)/ zie ik je vóór me,met ons pratend,/ in Quintana. Dáár ben je,dood en magisch./ Aan jou behoort, Ricardo,nu het open/ veld van gister en de dageraad der veulens.’ (bladzijde 50) Wordt vervolgd met andere schrijvers, Wie? Verschillende, denk ik. Nu weer verder met het essay ‘Wie eins ins andere geht’ van Anneke Brassinga. ”Geef een precies doel aan het leven;op slag verliest het zijn bekoring.’ Dat schrijft Emile Cioran in zijn ‘Beknopt handboek van de ontbinding’, in de onderafdeling getiteld ‘Variaties op de dood’. Elders,ik weet niet meer waar,want ik ben zelf elders,in Connemara,staat er: ‘Er is geen verlossing in het denken’- of stond er ‘in de gedachte’? Dat laatste zou eerder betekenen: in de gevonden waarheid. Maar opheldering is altijd nog iets anders dan verlossing. Een losse notitie: ‘Indien alles wat ik aanraakte treurig werd,indien een vluchtige blik op de hemel deze al de kleur van het leed gaf,indien er om mij heen geen oog droog bleef,indien ik over de boulevards liep alsof ik over gloeiende kolen ging en de zon tegelijkertijd de schaduw van mijn passen indronk om zich aan smart te bezatten,dan en alleen dan zou nik het recht hebben het leven fier te bejahen,het tot het mijne uit te roepen.[…]Het individu bestaat slechts voor zover het in zich concentreert de zwijgende smart van de dingen,van zowel de oude vodden als de kathedraal. Niet ik lijd in de wereld,maar de wereld lijdt in mij.’Leven put kracht uit de donkerten en diepten van het bestaan – daar ligt een geheim dat oorsprong wordt genoemd. Ik kijk naar een serene bleekgele avondlucht waarin zich een kartelig wolkengebergte verheft,terwijl Schuberts ‘Unvollendete’ uit mijn Ierse luidsprekers schalt. Vandaag heb ik een bad genomen in de Atlantische Oceaan,de ijzige zee heeft mijn lichaam gelezen en krachtig omgegooid,ter bevestiging van mijn oorsprong. Of het helpt,en waartegen dan,weet ik niet. Leven en lezen is een hachelijke bezigheid voor wie bekoord wordt door extremen:de onverzoenlijkheden verdringen elkaar allengs meer en meer,totdat het beter schijnt te leven als een koe,met waarheden als koeien – als je maar niet wist dat elke gedachte of vaststelling, eenmaal verwoord,zichzelf tekort doet,in het Unvollendete van de werkelijkheid.'(bladzijde 9-10) Wordt vervolgd.