met het essay van Anneke Brassinga ‘Wie eins ins andere geht’ uit de bundel ‘Bloeiend puin’. ‘Het heeft iets behaagzieks,van de kant van de schrijver,en Moritz zou misschien vinden dat de ‘Bildungskraft’ autonomer moet werken – maar het behoedt de lezer voor behaagziek zijn. Dat kan van de lezer misschien een beter schrijver maken. Goethe houdt zich in zijn ‘Italienische Reise’ veel minder merkbaar bezig met wat hij vindt dat de lezer zou moeten leren. Dat maakt zijn beschrijving van het carnaval – grande finale, net als Handkes boswandeling – tot een grotere belevenis. De lezer kan zelf bedenken dat hier een samenvattend beeld van het menselijk bestaan wordt geschilderd,dat beeld is autonoom,louter ‘Bildungskraft’. Goethe is dan ook een optimist,voor hem lijkt alles voortdurend tastbaar en concreet,hij is in zijn wereld steeds iets aan het dóen. Liefst iets goeds en deugdzaams en verhevens. Casanova is natuurlijk ook steeds iets aan het doen,hij is zich door het leven aan het slaan,maar dan als een amorele optimist – hem bedreigt geen zelfgenoegzaamheid,en er is misschien geen groter euvel dan dat van de zelfgenoegzame die vindt dat zijn blinddoek een lichtend voorbeeld is. Ernst behoeft nu eenmaal een tegenkracht van deemoed of vertwijfeling,en dodelijke ernst een tegenkracht van beide tegelijk. Er is voor al die ernst natuurlijk geen enkele grond of noodzaak,maar een betekenis heeft hij wel. Zoals er onbewoonde plaatsen in bijvoorbeeld Connemara zijn,waar je kunt komen over een steil keienpad,waar je langdurig stil kunt staan omdat er iets te vatten valt van de betekenis van ernst als zodanig,op nogal lumineuze wijze en in wisselende belichtingen,waarna je met verlicht gemoed op je schreden terugkeert,stemmingloos en voldaan. ‘Als je niet wilt wat je bet,is wat je schrijft een vorm van bedrog,’ zei Wittgenstein – en ook elke wandeling is dan een vorm van bedrog. Maar stel dat je het eindelijk zou wten? ‘Es ist immer van Gnaden der Natur,wenn man etwas weiss.’ Ik kom er nog wel achter.'(bladzijde 23-24) Dit is het essay. Morgen een volgend bijzonder knap essay van Brassinga. Nu weer een aantal aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Vliegenpijn’. ‘De woordverwoesters – wat heb ik met hen te maken? Wat blijft er onder hun messen over van de mythen?'(blz. 104) ‘Uit de bijbel kwamen ze op hem afgerend.'(blz. 107) ‘Het eigenlijke geestelijke leven bestaat in het her-lezen.'(blz. 107) ‘Wanneer hij zegt dat hij aan niets gelooft dan aan gedaanteverandering,betekent dit dat hij zich oefent in het ontglippen,wel wetend dat hij de dood nog niet ontglippen zal,maar anderen,ooit anderen.'(blz. 108) Morgen aantekeningen uit de bundel ‘Slotsom’. De laatste aantekeningen van Elias Canetti uit 1992-1993.