met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Harvey maakte een ontwerp dat kennelijk appelleerde aan de populaire gevoeligheden. Warhol maakte ons bewust van die gevoeligheden. Warhol was een zeer populaire kunstenaar omdat mensen vonden dat zijn kunst over hen ging. Maar Harveys doos ging niet over hen. Die ging over Brillo,dat bij hun wereld hoorde,omdat glanzend aluminium hoorde bij de esthetica van het dagelijkse huiselijke bestaan. Een overlijdensbericht van de briljante jonge modejournalist Amy Spindler schrijft haar toe dat zij erkende dat ‘mode net zo’n belangrijke culturele barometer is als muziek of kunst’. Dat legt ons de vraag voor wat dan het verschil is,als dat tenminste bestaat,tussen mode en kunst? Een jurk kan zowel een kunstwerk als een culturele indicator zijn,maar waarin ligt het verschil,als niet alle jurken kunstwerken zijn? Hegel maakte een onderscheid tussen twee soorten van wat hij geest noemde:de objectieve geest en de absolute geest. De objectieve geest bestaat uit alle dingen en handelingen waarin we het verstand van een objectief gemaakte cultuur vinden:taal,architectuur,boeken,kleding,keuken,rituelen en wetten – alles wat onder de ‘sciences humaines’ valt,of wat Hegels aanhangers ‘Geisteswissenschaften’ noemden. De absolute geest gaat over ons,wier geest slechts aanwezig is in de dingen waaruit onze objectieve geest bestaat. Harveys dozen behoren tot de objectieve geest van de Verenigde Staten anno 1960. Dus,op een bepaalde manier,Warhols dozen ook. Maar Warhols dozen,die over de objectieve geest gaan,zijn absoluut:ze maken de objectieve geest bewust van zichzelf. Zelfbewustzijn is de belangrijke eigenschap van de absolute geest,waarvan kunst,filosofie en religie volgens Hegel de voornaamste en misschien wel enige momenten zijn.'(bladzijde 184-185) Wordt vervolgd. DE DICHTER ALS DOKTER///Klop klop./Hier komt de dokter met zijn woorden,/als een vriendelijk geklede avond,/een avond in sportkostuum.///Tril maar niet./Ik zal de pijn wegzuigen uit je wang/en als je wilt/leg ik mij op je als een warm compres./Zo wen je misschien gemakkelijker aan je lichaam.///Ben je alleen? Stel je maar voor:/iedere minuut treed ik opnieuw de kamer binnen,/ik steek de lamp aan en schik je bed;/één woord leg ik op je voorhoofd/ als een hand koel ijs,/twee woorden duw ik als kussens in je rug,/één woord laat ik achter om je te strelen./Zo heeft mijn gedicht toch een functie.///En als je wakker wordt en wilt drinken,/twee jonge in het wit gestoken woorden geven je te drinken,/en als je slapen wilt/dit is een woord zó zacht/ dat je wel moet slapen.///Klop klop,/hier komt de dokter met zijn woorden.'(bladzijde 485) Wordt vervolgd.