met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Henk is een onbevooroordeeld kijker. Hij stelt alle vragen die bij hem naar boven komen zodra hij geconfronteerd wordt met een kunstwerk. Ongeacht de kunsthistorische achtergrond of inbedding van het werk,gaat het bij hem over ‘kijken’. Van daaruit stelt hij zichzelf en de kunstenaar vragen die hem dieper in de betekenis van het werk trekken. Vragen waarmee hij en de lezer inzicht kunnen verwerven in de wereld van de kunstenaar,maar ook in de eigen,innerlijke wereld. Henk wil begrijpen wat hij ziet en waarom bepaalde kleuren of materialen hem iets doen,waarom een vorm hem bijvoorbeeld onverwachte associaties geeft of waarom hij moeite moet doen een kunstwerk te ‘veroveren’. Het zijn vragen die de lezer misschien ook zou willen stellen en die kunnen leiden tot een nieuwe manier van kijken. Lezers hadden het gevoel los te komen van hun eigen beperkte interpretaties en ruimte te krijgen voor nieuwe gedachten en waarnemingen. Het resultaat mag er zijn:eenentwintig essays waarin de schrijver,samen met de kunstenaar,’door het beeld’ is gegaan. Het beginpunt van de essays ligt zowel bij het beeld als bij de maker ervan. Daarmee nadert elk stuk de bronnen van waaruit de kunstenaar werkt. Niet voor niets gebruiken kunstenaars beelden en zijn zij in eerste instantie niet degenen die het woord toevoegen. Henk is in een open dialoog gegaan met iedere kunstenaar en heeft dat steeds gedaan aan de hand van een of twee gekozen kunstwerken. De achterliggende gedachte heb ik altijd interessant gevonden en blijkt bij iedereen te werken:juist door de focus op een of twee werken te leggen,worden onderliggende lagen en omringende denkwerelden voelbaar en bespreekbaar. In het gesprek bestaat geen mogelijkheid te ontsnappen aan de vragen. De kunstenaars vonden de woorden bij het beschrijven van de kunstwerken en van de processen die tot het werk hebben geleid. ‘Door het beeld’ bestaat uit gesprekken over luie hoeken in wandkleden,vuil licht,portretten zonder identiteit,slijpschijven en conusvormen,beelden van toptuig en van apen die ons tussen het porselein de weg wijzen.'(bladzijde 10-11) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘FÜNF VORLETZTE LIEDER///4///Het nadruppen van regen/die nooit gevallen is-/tiriri – wachtend/op een satelliet die eeuwig komen moet-/tiri.///En zij:Laat duizend plastic bloemen bloeien/op deze knorrige materie-/tiritiri -/bewustzijn dat als een onbekend dier/over de zeebodem sluipt/en gedachteloos het land opkruipt -/tiriri.///Beschermengel/die zich vergist/in tijd en tegentijd – dit is/fermateruis,dit is/de som van alle ongelijkenis -/tiritiri – tirio -‘(bladzijde 28) Wordt vervolgd.