met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Niet om de waarheid? ‘Het ware beeld heeft weinig met waarheid te maken. Ik heb ook een heleboel foto’s en krantenknipsels verzameld waarop de meest uiteenlopende waarheden zijn vastgelegd. Die gevonden feiten blijven waarheden,ook al doe ik daar niets mee,ook al dringen ze niet tot de ervaring door. Daar is niets mis mee,maar dan is het,volgens Schiller,onmogelijk een schoonheidservaring te bewerkstelligen. De voorwaarde voor het kennen van schoonheid is juist die ervaring. Voor mij is de ervaring voorwaarde voor het kennen van het ware beeld – wat ik voor mijn werk ook een belangrijker term vind dan schoonheid.’ Om die ervaring te bereiken had Haarsma een contrapunt nodig:Toptuig. ‘Dat zijn gangsters,de oorlogsmisdadigers,politici op oorlogspad,pedofiele priesters,maar ook bankiers die met hun onbegrijpelijke transacties het bestaan van burgers in gevaar brengen. Toptuig is de verzamelnaam voor machthebbers die zich beelden hebben toegeëigend. En met die beelden mensen. In de gedachte het ware beeld te pakken te hebben,verabsoluteren ze het tot een idool dat maatgevend wordt voor hun handelen. Met als gevolg dat ze de werkelijkheid verkleinen om haar greep te kunnen houden. Maar het ware beeld is vluchtig,zoals de afdruk op de doek van Veronica vluchtig is geweest.’ Dan schiet me een wonderlijke dichtbevolkte ‘Kruisdraging’ van Jeroen Bosch te binnen,vol karikaturale koppen,waar de twee serene gezichten uitspringen van de kruisdrager en van Veronica,die zich bekommert om de doek. De karikaturale koppen op dit schilderij zijn het Toptuig van de zestiende eeuw:de opgeblazen soldaat,de zelfvoldane geestelijke en rechtsonder de ‘slechte moordenaar’ die tegelijk met Jezus gekruisigd zou worden.'(bladzijde 269) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met ‘DECEMBER’. ‘Acht uur,bedtijd.licht uit/ en vuur van verlangen./Kalklicht en booglamp op de galerij,/Geweerskolven stampen./ Hart brandt:zoete/ rook in de neusgaten./ gedachten schuifelen-/Een mugu huilt snikkend in het woud van zijn slaap.//Zazen. Staal en betonplooien/waar sterren trillen;/ de rondes van de wacht zijn god/ in de kop-/ maar stilte in je krop/ is de boete van de adem.///Zitten tot middernacht. Stil/ roepen in het negatief van de dag./ Diep voor de muur buigen/ en de brits op de bank slepen./ Stijf onder de lakens/ wit./// Gerinkel/van de hoofdbewaker van de nachtdienst/komt snel nader.'(bladzijde 126) Wordt vervolgd.