met de ‘Kunst van het lezen’ van P.F. Thomése. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ”Correspondances’ noemt de Franse dichter Charles Baudelaire dit in zijn ‘Fleurs du mal’. Te vertalen als:verbindingen,overeenkomsten. Maar ik heb het altijd gelezen als de borden uit het Parijse metronet die aangeven waar je kunst overstappen op andere lijnen. Bruggen bouwen,overstappen op andere lijnen:op die manier trekt de lezer zijn eigen route. Onderweg spreken de voorbijgangers tot hem. Lezen is ergens heen gaan waar je anders niet kon zijn. Waarheen,dat is de vraag. Dat is de verkeerde vraag. We hebben hier te maken met de paradox van de onmogelijke aankomst. Al die bruggen die ik bouwde,brachten me alleen maar veder van huis. Ik ging ergens heen,maar kwam nergens aan. Ik bevind me in een wereld die voor het beste deel uit ginds en ginder bestaat. De enige weg die ik heb gevonden,ligt achter me. In die zin,en dat is de zin,lijkt lezen verdomd veel op het leven zelf. Je kijkt ernaar en zou er eindelijk wel eens aan willen beginnen. Maar dat is onmogelijk,want elke noot die gespeeld wordt is al weg. Iets wat je hoort,is al geweest. Leven,dat wil zeggen beseffen dat je leeft,doe je altijd pas achteraf. In die zin is het leven net lezen:men ervaart het als het afgelopen is. Je kijkt terug op iets waar je nooit bij bent geweest. Je stond ernaast en zag het aan de overzijde,die jou,nu je opkijkt,lijkt te vermijden. Totdat je je de nieuwe brug herinnert en weer weet waar je nooit was.'(bladzijde 158) Dit was het essay. Wordt vervolgd.Morgen ook van Thomése de lezing ‘De ongevestigde orde,autobiografie van een lezer’. Ook hierin gaat Thomése in op lezen,taal en werkelijkheid. Een goede aanvulling. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. Verder met het gedicht ‘Het witte paard’. ‘overdag zijn we in de sarcofaag van herinneringen/bezoeken we het stof en dat wat matrozen aan land konden/ brengen/van Java? Egypte? bittere scheepjes gebeiteld uit tanden/uit een tijd toen de dood op het water reed///en vreemde muziekinstrumenten mijn liefde/o mijn liefde schreeuwende boten varen door je ogen/ik wil dat niets in je scheurt dat het witte paard/een benig gedicht een sermoen vol sterren/tegen de grenzen van de zee blijft waken///en nu weet ik:niets of niemand kan onze liefde/vernietigen onze boot is vol sterren vol vlaggen/onze monden schuren de beentjes van ons hart wit/in de spiegel weerkaatst het witte paard'(bladzijde 93) Wordt vervolgd.