een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘daar opent een gebit zich/hapt toe tot de ontmande/maar vleesloos vallen de tanden op elkaar./stelselmatig opende ik mijn wonde plek voor de aandacht/en de aandacht:er heengezogen viel zij stil en/aanschouwde en moest dat even verwerken./mijn manlijkheid steeg abstract ten hoge en ik voelde mij/verrukt in de lucht./vacuüm kwam ik klaar in de grote schoot van zon zee en/wind./bemoedigend toegeknikt door het therapeuties personeel/liep ik de laan af naar naar een bus die me naar een uitlaat/voerde waar ik ontsnapte aan mezelf.'(bladzijde 97) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘zomer’ van Lucebert. Brul admiratie!!! ‘en het regent het regent zelfs hoopvolle ogen waar niemand naar omkijkt/het regent uitmuntendheid op de witte buik van de waarheid/waakhonden worden als handdoeken uitgewrongen/in natte schoenen huivert de beleefdheid///nog het zomert nog plichtmatig de wolken brengen de bergen bezoek/in steeds drogere bossen snottert de faun en de vruchten/bevallen de populaire hand zolang die wordt opgehouden/zolang ook het verhaal van de waterval nog langer en langer/de dorst naar verwateren en vervagen slaakt/zal verveling het lijden op zijn beloop laten'(bladzijde 529) Dit as het gedicht. Wordt vervolgd.