alleen achter een venster scheen nog licht. Het kwam uit de kamer van een zekere luitenant uit Rjazan,kennelijk een laarzenfanaat, aangezien hij al vier paar had uitgeprobeerd en nu bezig was een vijfde aan te passen. Hij was al herhaaldelijk naar het bed gelopen, alsof hij van plan was ze nu echt uit te trekken en te gaan slapen, maar hij kon er niet toe besluiten. Ze waren ook zo mooi gemaakte nog geruime tijd bleef hij zijn voet optillen om de schitterende snit van een volmaakte hak te bewonderen.”(bladzijde 90-91) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. Verder met het gedicht ‘Een halve engel in het zinkende schip’. ‘mijn leven kleeft aan het jouwe vast/zoals de nacht aan de lippen van de dag hangt/de nacht is de tong of de adem?/// als je mij nu niet meer wil/dan ben ik voortaan zo alleen/zoals ik alleen alleen zal zijn/in de mond van de dood/een hond begint als een jakhals te janken/tegen de hemel vol vloekwoorden sterren/// (hier houd ik op/want mijn hand beeft te veel)'(bladzijde 96-97) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.