met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘De eerste versie van het schilderij mislukte,het licht bleef te romantisch. Als je een beeld wilt maken van licht dat dóór een gordijn valt,moet dat licht ook echt van achteren komen. Op mijn schilderij bleef je als kijker de indruk houden dat er een lichtbron aan de voorkant van het schilderij zat. Weg ermee. Ik heb het idee dat bij het wandkleed het licht wel dóór het kleed komt.’ We lopen een paar meter verder het museum in. En dan sta ik ineens pal voor – nee,geen gordijn,maar een beeld van een gordijn. En niet zomaar een gordijn,het is een zwaar gordijn,waar beweging in zit. Bolt het op in de wind? En waar komt die wind vandaan? Onwillekeurig kijk ik even of er ergens een raam openstaat. Zo klein als het schetsje is,zo overweldigend is dit kleed,dat getuft blijkt te zijn. Dat is een mechanische vorm van knopen,een techniek waarbij je met lucht draden door een stramien,een grof doek,schiet. Zandvliet:’Ik heb eerst een tekening gemaakt van het kleed,daarna een bouwtekening met hoogtelijnen,op de plek waar kortere en langere draden gebruikt moesten worden. Daarna een kleimodel waarin ik de golven van het gordijn kneedde. Met deze informatie is Karin Zeedijk van het Textiellab in Tilburg aan het werk gegaan. Zij heeft twee maanden lang twintig uur per week draadjes wol door het stramien getuft,eerst alleen wol,daarna roze mohair. Het werkte geweldig,door het verschil in hoogte ontstond er een schaduwwerking die een dynamisch effect gaf,iets wat je op een plat vlak nooit kunt bereiken. Toen het zwart bijna af was,heb ik met een scheerapparaat van de banen die nog net niet lekker liepen de hogere delen weggeschoren,om het reliëf scherper te krijgen. Daarna ben ik pas aan de gang gegaan met de mohair.” (bladzijde 287-291) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘DAAR IS LEVEN/////daar zijn christussen tegen bomen genageld/profeten met stuipen in de woestijn/aanbidders die hun ogen opzeggen voor de zon/boeddha’s op hun zijde die met vijgen spreken///daar is leven in het wolkengroen/dolfijnen die door de branding scheuren/het krijsen van de zeemeeuw zo dun als een darm/en barrevoets de schraalheid tegen de bergflanken///achter de vergrootglazen vuursprekende kraters/hellingen sneeuw zoals stilten verschuiven/wanneer de hemel een haarlijn openbreekt/en zwarte vertellingen verschijnen de zwaluw de duif///daar zijn gebeenten die de aarde binden/en vreugden die breken door vergankelijkheid/want al ben ik een sukkel een belachelijke gedachte/ik zou toch al rijk zijn met een straaltje van de dag///de hele nacht heeft de schaal gebrand/en al was ik ooit een prisonier/klinkt door de recitatie van de hartenpols/en-band:over honderd jaar zijn we allemaal kaal'(bladzijde 142) Wordt vervolgd.