met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘We spreken over een tijdperk alsof het een bloemperk is;maar zelfs de voorstelling van de tijd als een opeenvolging van momenten is een ruimtelijke metafoor. Natuurlijk is de tijd geen lijn,en een gedicht is noch lineair noch een oppervlakte. Uniek aan het gedicht echter is niet dat het een temporeel fenomeen is dat alleen ruimtelijk voorgesteld kan worden – dat geldt voor elk fenomeen – ,maar dat het zijn ruimtelijke verbeelding tegelijk kan thematiseren én er zich tegen verzetten. Ik heb hierboven voorbeelden gegeven van beide. Hoewel dat verzet in laatste instantie altijd neergeslagen wordt,lijkt er geen betere route om door te dringen tot wat het gedicht – voorbij elke ruimtelijke voorstelling – is,dan het verzet tegen zijn ruimtelijke voorstelling,dat het levendigst gevoerd wordt in het gedicht zelf. Eenvoudiger gezegd:we moeten het gedicht lezen om te weten wat het is. Het is niet genoeg om ernaar te kijken of te verwijzen;het is zelfs niet genoeg om te luisteren naar wat het zegt,want wat het ook zegt,het zal ons uiteindelijk een of ander beeld of opeenvolging van beelden voortoveren,met andere woorden ruimtelijke voorstellingen,al dan niet van het gedicht zelf. We moeten luisteren naar hoe het zegt wat het zegt.’.(bladzijde 257) Wordt vervolgd. Nu weer verder met gedicht ‘(3)’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘ en geest en vlees voor het laatst verenigd zijn/ tot de ziel,het hoogstpersoonlijke dat zichzelf/ nauwelijks kent,aan ieders waarneming/onttrokken op een geniepige manier/ uit het lichaam treedt en weet/ te ontglippen///de oorsprong ervan is bij lijkschouwingen nooit/ aangetroffen,niet in het merg,niet in de spiegelende iris/ en niet in de pijnappelklier/// een gemis,van meet af aan door de nog levenden/meegedragen,te midden van teloorgang/ en onvervulde verlangens,een sterk/ besef van het ongewisse -‘(bladzijde 29) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Uit de hoge hoed. Poëzie voor hoogbegaafde kinderen’ het woord ‘bijlwoord’. (bladzijde 44)