Weer verder met ‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
Verder met
‘De Rijn
Verzoenend naar de bruid,
De beeldhouwer zich,
De god van de dag, naar de aarde vooroverbuigt.
Dan vieren het bruidsfeest mensen en goden
En vieren alle levenden,
En in evenwicht
Is voor een tijd het lot.
En de vluchtelingen zoeken de herberg,
En de zoete sluimer de dapperen,
De geliefden echter
Zijn wat ze waren, ze zijn
Thuis, waar de bloem zich verheugt
In onschadelijke gloed en rond duistere bomen
De geest suist, maar de onvermogenden
Zijn veranderd en reiken elkaar
Haastig nog de hand
Voordat het vriendelijk licht
Ondergaat en de nacht komt.
Maar voor sommigen ijlt
Dit snel voorbij, anderen
Behouden het langer.
De eeuwige goden zijn
Vol leven altijd; tot in de dood
Kan echter een mens ook
Toch het beste blijven behouden,
En dan beleeft hij het hoogste.
Wel heeft eenieder zijn maat.
Want zwaar om te dragen is
Het ongeluk, maar zwaarder het geluk.
Een wijze echter wist’
(Bladzijde 75) Dit is gedicht 12, nog 1 bladzijde