Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 6
‘Hyperion, een Griek uit de moderne tijd, schrijft aan zijn vriend Bellarmin
brieven waarin hij over zijn leven
vertelt en erover nadenkt, maar niet zoals Goethes Werther. Diens brieven
reageren direct op wat er in het heden
gebeurt, op iets waarin de schrijver verwikkeld is. Dat is in het ‘Hyperion’
- fragment heel anders. Daar is alles ver-
leden tijd. De situatie van de briefschrijver is die van een heremiet. Hij is
alleen. Eigenlijk gebeurt er nu niets meer.
Hyperion heeft een historie achter zich, en er zijn alleen nog maar nawerkingen.
Een elegische toon overheerst.
Hyperion begint met de klacht dat de waarheid, begrepen als vervulde eenheid met
het leven, zich verre van hem
houdt, en hij eindigt in zijn laatste brief met dezelfde klacht. De bezwering van
een schemertoestand aan het begin
en aan het eind.
De briefschrijver beschrijft veranderingen in het verleden, maar in het heden,
waarin de brieven geschreven worden,
doen er zich geen veranderingen voor. Dat zal in de voltooide versie van
‘Hyperion’ anders zijn. Daar worden twee ver-
halen verteld, een in de verleden en een in de tegenwoordige tijd. Daarover later
meer.’
(Bladzijde 89) Morgen verder met dit hoofdstuk 6.