Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 6
‘Die poging tot verkleining keert zich tegen hem, en er resteren enkel
zelfverwijt, een slecht geweten en ten slotte
terugtrekking.
Hij wordt uit dat zelfisolement bevrijd door de uitnodiging om aan een
herdenkingsfeest voor Homerus deel te ne-
men. Daar, eindelijk, opent zich weer een groter geheel, de geest van de
Klassieke Oudheid, die de verzamelde men-
sen, en onder hen Hyperion, in zijn ban slaat. Opnieuw een verlossend moment van
deelneming aan een alomvattend
zijn, dat de grenzen van het zelf doorbreekt. ‘We spraken geen woord, we
raakten elkaar niet aan, we keken elkaar niet
aan, zo zeker van hun harmonie leken alle harten op dat moment, zo boven taal en
uitdrukking leek uit te stijgen wat nu
in hen leefde’ (MA I, 503).
Voor de tweede keer voelt Hyperion zich veranderd, net als bij de epifanie van
Milete. Ditmaal springt vanuit een histo-
rische verte de vonk van de geestdrift op hem over, en hij voelt weer de
verbondenheid met een levend geheel. In dat ver-
band keren de programmatische formuleringen van het voorwoord terug: ‘De
eenvoud en onschuld van de eerste tijd sterft
weg, opdat die wederkere in volmaakte vorm’ (MA I, 506).’
(Bladzijde 91) Morgen verder met dit hoofdstuk 6.