Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 7
   ‘En dan was er ook nog Isaac Sinclair, die in Hölderlins leven een
   belangrijke rol zal spelen. Sinclair en Hölderlin
waren elkaar al in Tübingen tegengekomen, maar pas in Jena begon hun
vriendschap. Hij had een ‘legioen kennis-
sen’ verloren, schreef Sinclair op 26 maart 1795 aan zijn mentor Franz Wilhelm
Jung, maar hij had nu ‘een hartsvriend
instar omnium gekregen, M[agister] Hölderlin […] Zijn beschaving beschaamt me,
en geeft me een machtige aanzet
het hem na te doen; met dat stralende, beminnelijke voorbeeld zal ik de komende
zomer in een eenzaam tuinhuis door-
brengen’ (MA III, 588). Zo geschiedde. De twee woonden een paar weken samen in
Sinclairs tuinhuis, idyllisch gelegen
tegen een berghelling aan, boven de rivier de Saale.
   Sinclair was vijf jaar jonger dan Hölderlin en stamde af van Schotse adel.
   Zijn vader was opvoeder van de prins aan
het Hessisch-Homburgse hof, waar Isaac na zijn studie rechten terugkeerde en snel
opklom tot hoogste regeringsamb-
tenaar.’
(Bladzijde 98) Morgen verder met dit hoofdstuk 7.