Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 8
‘Vrijheid wordt in de natuur geprojecteerd. Dan vertoont het geheel zich niet
meer als mechanisme, maar als een
universum van de scheppende spontaniteit. Het komt erop aan, schrijft Schelling,
‘het conflict tussen de wetten
van de vrijheid en die van de natuur in een hoger principe te verenigen, waarin
vrijheid zelf natuur is, en , en natuur
vrijheid’ (Schelling I, 131).
De uiterst begaafde Schelling kon virtuoos met ideeën spelen, maar zijn spel
werd gedreven door het existentiële
verlangen het eenheidspunt van het leven te vinden en daarmee het dualisme tussen
het geleefde en het gekende
leven weg te nemen. Zoals niemand voor hem heeft Schelling de vrijheid als
verenigd moment niet alleen tot zijn on-
derwerp gemaakt, maar ook tot uitgangspunt van het filosoferen. Hij laat de
filosofie namelijk niet met wat grondbe-
ginselen, overeenkomsten of schoolwijsheden beginnen, maar met een vrije impuls.
De filosofische act, waarmee het
filosoferen begint, is scheppende spontaniteit. Het hele doel van zijn studie,
schrijft Schelling, is ‘te bewijzen dat ware
filosofie alleen met vrije handelingen kan beginnen’ (Schelling I, 132). Maar
een vrije handeling hoef je niet te bewijzen,
je moet haar alleen tonen.’
(Bladzijde 118) Morgen verder met dit hoofdstuk 8.