een gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘De Gezworenen’. ‘DE GEZWORENEN/// In het midden van Europa spannen ze samen./ De gebeurtenis dateert van 1291./ Het betreft mannen van verschillende afkomst,die verschil-/ lende godsdiensten belijden en die in verschillende talen spre-/ ken./ Ze hebben het vreemde besluit genomen om redelijk te zijn./ Ze hebben besloten hun verschillen te vergeten en hun over-/ eenkomsten te benadrukken./ Ze werden soldaten van de Bond en later huurlingen,want ze/ waren arm en hadden de gewoonte oorlog te voeren en het/ was hun niet onbekend dat alle menselijke verrichtingen/ even ijdel zijn./ Ze waren Winkelried,die zich met de borst in de vijandelijke/ lansen stort opdat zijn kameraden kunnen oprukken./ Ze zijn een chirurg,een dominee of een advocaat,maar ze zijn/ ook Paracelsus en Amiel en Jung en Paul Klee./ In het midden van Europa,op het hoogland van Europa,groeit/ een toren van redelijkheid en onwrikbaar geloof./ De kantons zijn nu tweeëntwintig in getal. Het Geneefse,het/ laatste,is een van mijn vaderlanden./ Morgen zullen ze de hele planeet zijn./ Misschien is wat ik zeg niet waar;dat het profetisch zij.’ (bladzijde 111) Wordt vervolgd.