met het essay van Anneke Brassinga over ‘Finnegans Wake’ ‘Mijn slapeloze nachten’. ‘De tekst is het document van een magistrale willekeur. De sfeer is niet traumhaft en de inhoud nog minder – om maar te zwijgen van de onmogelijkheid,zelfs voor een polyglot als Joyce,in tien talen tegelijk te dromen en al dromende voortdurend de koddigste woordspelingen te produceren. Het boek is een constructie,die de spontaniteit van dromen mimeert. Beter dan met buikpijn op te staan van de lectuur kunnen wij ons de lever schudden.’ Het klopt,ook dat nog,met een repliek van de auteur,door Richard Ellmann in zijn biografie geciteerd:’To the objection of triviality,Joyce replied:”Yes.Some of the means I use are trivial – and some are Quadrvial.”‘ Triviaal,quadriviaal – hier wordt de draak gestoken;en wie zeventien jaar lang aan een draakstekende constructie werkt is daarmee de uitvinder van een uniek apparaat waar de lezer zich op aansluit,alsof hij plaatsneemt in een elektrische wastobbe. Niets wast zo schoon als een dirty mind. Schrijvend met zijn ‘schwanzeveer’ besproeit Joyce ons met het schuim van ‘Allemaal blabla! Slangs smakelooste smurrie'(435) van een ‘jajemiade van een zondboek voor alle volkeren,onder voorzetterschap van de huurtogin van susensceau,een hadtezijn heroïne'(229). Die heroïne is de brontekst terug te vinden als ‘heldin’. Hoe hoed af deze vertaling is,van de Hinkerds en Voetbeen,blijkt tot in juist de allerkleinste kleinigheden die vernederlandsend werken. Zo is ergens (373) ‘High! Sink! High! Sink! Highohigh! Sinkasink!’ vertaald als ‘Schuimen! Zinken! Schuimen! Zinken! Schuimaschschuim! Zinkenzonk!’ Hier wordt Sluierhoff met zijn titel ‘Schuim en asch’ binnengesmokkeld in een zeer toepasselijk zeewaardige passage. Dit is een toeëigening van des schrijvers toon,trant en techniek,getransplanteerd naar een laaglandse voedingsbodem. Dat is iets anders dan de vertaalproblemen oplossen. Zo ook is het eraan voorafgaande ‘Hide! Seek! Hide! Seek!’geworden: ‘Schuilen! Vinken! Schuilen! Vinken!’Voor de hitleriaanse connotatie kunt u op de linkerbladzij terecht,voor de poëzie (let op het rijm) ertegenover.'(bladzijde 79-80) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Een zo merkwaardig figuur als Walser had niemand kunnen bedenken. Hij is extremer dan Kafka,die zonder hem nooit zou zijn ontstaan,die hij mede tot stand heeft gebracht. Kafka’s verwikkelingen worden bepaald door zijn standplaats. Zijn volharding wordt bepaald door zijn gebondenheid. Taoïst wordt hij om zich te onttrekken. Walsers kans was de succesloze vader. Hij is taoïst van nature,hij hoeft er niet zoals Kafka eerst een te worden. Zijn eigenlijke noodlot is zijn mooie schrijfwijze. Daarin zijn bepaalde dingen niet te schrijven. De werkelijkheid past zich aan de schoonheid van zijn schrijfwijze aan. Zolang dat hem geluk brengt,kan hij schrijvend leven. Als deze schrijfwijze hem in de steek laat,geeft hij het op. Het is mogelijk dat hij er in de in Herisau doorgebrachte decennia bang voor is.'(blz. 32) Wordt vervolgd.