met het essay van Thijs Lijster ‘Het einde van de kunst,het begin van de kritiek’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Een kunstwerk is inherent afhankelijk van het feit dat het als zodanig geïnterpreteerd wordt,dat er een bepaalde betekenis aan wordt toegeschreven. Volgens Danto kan het kunstwerk dan ook gedefinieerd worden als iets dat zijn eigen betekenis belichaamt: embodied meaning(Danto 1981:148). Dat het kunstwerk zo nauw verbonden is met theorie heeft tot gevolg dat sommige objecten pas op een bepaald moment in de geschiedenis als kunstwerk kunnen worden gezien. Malevitsj”Zwarte vierkant’ kon in 1915 een kunstwerk worden,dankzij een complexe constellatie van theorieën over representatie en abstractie. In 1815 was het misschien begrepen als de achtergrond van wat een stilleven moest worden,maar zeker niet als een kunstwerk. Niet alles kan op elk moment in de geschiedenis een kunstwerk worden,hoewel er vroeger objecten gemaakt zouden kunnen zijn die visueel niet te onderscheiden zijn van hedendaagse kunstwerken. In zijn essay ‘The End of Art’ onderbouwt Danto deze stelling met een beroep op Hegel. In dit essay stelt Danto de vraag: hoe kunnen we de ontwikkeling in de kunstgeschiedenis begrijpen? Hij bespreekt drie manieren. Het eerste en oudste model beschrijft kunst als representatie. Vanaf de renaissance tot aan pakweg 1900 kon de kunstgeschiedenis begrepen worden als het steeds nauwkeuriger representeren van de zichtbare werkelijkheid. De ontwikkelingen van rond 1900 maken het echter onmogelijk om alle kunst als representatie op te vatten:de fotografie blijkt veel beter in staat de werkelijkheid weer te geven,terwijl kunstenaars steeds vaker welbewust lijken af te wijken van natuurgetrouwe weergave,door ‘onnatuurlijk’ kleurgebruik of het frustreren van het perspectief.'(bladzijde 199-200) Wordt vervolgd. Nu weer een aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Alles is bezet en de oude plaatsen krioelen.'(blz. 142) ‘Aan niemand bekend het geheime hart van het uurwerk.'(blz. 142) ‘Je moet zo oud worden totdat je het niet meer merkt.'(blz. 142) ‘De landen-verzwelger,die van hen alle proeft.'(blz. 142) ‘De kwaadspreker,die de lofzangers achternagaat,om het toneel te verlevendigen.'(blz. 142) ‘Iemand die altijd moet liegen,komt op de gedachte dat al zijn leugens waar zijn.'(blz. 143) ‘Hoe lang zou jij zonder bewondering kunnen leven? Nog een reden voor het ontstaan van goden.'(blz. 143) ‘In zijn leerling vindt hij zich zo in elkaar gezet dat hij hem graag weer uit elkaar zou nemen.'(blz. 143) Wordt vervolgd.