met het essay van Josef Früchtl ‘Het is doen alsof’ ondertitel ‘Esthetische ervaring en politiek onder de condities van de moderne tijd’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De sleuteltekst voor dit probleem is Friedrich Schillers ‘Brieven over de esthetische opvoeding van de mens'(1794-1795). Deze tekst is ‘de stichtingsakte voor een theorie van de moderne tijd’,waarin de ‘sleutelformule’ te vinden is voor de verhouding tussen esthetica en politiek:kunst is een autonome vorm van leven (Safranski 2004:409). Kunst is zowel autonoom als heteronoom,kunst én leven. Kunst is een avant-garde-radicalisme dat gericht is op permanente revolutionalisering van de vorm,en kunst is tegelijkertijd esthetisering van het gewone leven. De mogelijkheden waarbinnen deze tegengestelde verhouding tussen kunst en leven (en daarmee ook de politiek)zich ontvouwen kan,kunnen ingedeeld worden in vier benaderingen van de vraag hoe het met de autonomie gesteld is. In de volgende paragraaf zullen deze benaderingen kort worden besproken. Daarna zal de vraag die hierboven onder verwijzing naar Kant en Hegel is gesteld – hoe kan de grond van de gescheiden domeinen opnieuw worden begrepen? – weer worden hernomen. Autonomie in kunst en politiek Idealistisch-burgerlijke autonomie Een eenduidig en nadrukkelijk pleidooi voor de autonomie van de kunst komt allereerst van de klasse die aan het begin van de negentiende eeuw zowel economisch,politiek als cultureel op succesvolle wijze opkomt:de burgerij. Ideeënhistorisch en ideologisch krijgt dit pleidooi steun van de kant van een artistiek classicisme en van het Duitse idealisme. Schiller vat dit pleidooi samen,in een veel geciteerde zin uit ‘Wallenstein’:’Serieus is het leven,vrolijk de kunst’. De kunst dient de burgers tot compensatie en daardoor tot bevestiging van de alledaagse ernst van het leven,waarin men geld moet verdienen en zijn gezin onderhouden. Het idealistische-burgerlijke begrip van autonomie is ‘affirmatief’ in de zin dat ze het kapitalistische ‘protestant-ethische’ systeem (naar woorden van Max Weber)stabiliseert. Kritisch-burgerlijke autonomie Het burgerlijke begrip autonomie kan ook negatieve,subversieve en ontregelende effecten hebben.'(bladzijde 134-135) Wordt vervolgd. En nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘En ik zelf liep zoo te ademen/de heet verbrande wademen/der lucht,die van zelf doet drenken/keelen en vol beschenken.///Ik ademde licht tevree,/alleen de avonds dee/ik de oogen der dingen toe,/dan was àl om me moe/en wou me ook niet meer aanzien -/elk ding werd zwart van aanzien.///Ik heb honger gekregen,/ik voelde de leege/holen in mij worden des nachts,/in mij is onverwachts/verlangen gekomen,/o mijne leege armen,/o mijn oogen,om mijn arme/verlengende ooren en zoomen/van mijn bloedenden mond -/Siddrend’ ik toen,rondom me stond/bleek en flauwoogig het lichten/van al de wereldgezichten.///Handen omhoog ben ik gegaan/vluchten,de zoute traan'(bladzijde 28) Het gedicht wordt vervolgd.