met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Historisch gezien was de aanleiding de komst van het modernisme,en daarom begint dit boek met een aantal revolutionaire omwentelingen die plaatsvonden in Frankrijk,met name in Parijs. Plato had weinig tegenwind gehad,vanaf de zesde eeuw voor Christus tot aan 1905-1907 na Christus,met de komst van de zogenaamde ‘fauves’- de wilden – en het kubisme. Volgens mij moet je voor een betere definitie dan die van Plato naar recentere kunstenaars kijken,omdat zij uit hun theorieën eigenschappen weglaten die voorheen juist als essentieel werden beschouwd voor de kunst,schoonheid bijvoorbeeld. Marcel Duchamp vond in 1915 een manier om schoonheid teniet te doen en Andy Warhol ontdekte in 1964 dat een kunstwerk exact op iets echts kon lijken,ofschoon de grote bewegingen van de jaren zestig – Fluxus,popart,minimalisme en conceptuele kunst – weer kunst maakten die bepaald geen imitatie was. Gek genoeg werd het middelpunt van het artistiek zelfbewustzijn in de jaren zeventig verschoven door de beeldhouwkunst en fotografie. Daarna werd alles denkbaar. En alles werd dan ook gedaan,waardoor het onzeker werd of een definitie van kunst nog wel mogelijk was. Niet alles kan immers kunst zijn. Het eerste en langste hoofdstuk doet wellicht kunsthistorisch aan,maar is dat niet. Eigenlijk hadden de belangrijke esthetici besloten dat kunst ondefinieerbaar was,omdat er geen allesomvattende eigenschap is. Kunst is in het beste geval een open concept. Ik denk echter dat het een gesloten concept moet zijn. Er moeten allesomvattende kenmerken zijn die verklaren waarom kunst in een bepaalde vorm universeel is.'(bladzijde 10-11) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaaltje ‘Het Griffioenenmeer’ van Robert Walser uit ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Laten we haar met haar traditionele uitbundigheid toch zelf het woord voeren:er is een witte wijde stilte die weer door groene luchtige stilte omringd wordt;er is het meer omsloten door bos;er is hemel,en wel zo’n lichtblauwe. halfdroevige hemel;er is water en wel water dat zo op de hemel lijkt dat het alleen maar de hemel kan zijn en die weer alleen maar blauw water;er is heerlijke blauwe warme stilte en ochtend;een schone,schone ochtend. Ik vind er geen woorden voor,ofschoon ik het gevoel heb dat ik al te veel woorden gebruik.Ik weet niet waarover ik praten moet;want alles is zo schoon,alles is er zo louter ter wille van schoonheid.'(bladzijde 8) Wordt vervolgd.