met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Warhols dozen waren een reactie op het abstract-expressionisme,maar vooral wat betreft de verering van dingen die door het abstract-expressionisme werden veracht. Dat is onderdeel van de rol van de kunstkritiek van de ‘Brillo Box’,en dat is nog niet alles. Maar de twee kunstkritieken zijn onderling gescheiden:er is geen overlapping tussen de interpretatie van Harvey en die van Warhol. De retoriek van Warhol heeft absoluut geen directe relatie tot die van de Brillo-dozen als zodanig. Er ligt een moeilijkheid in de stelling dat Warhols ‘Brillo Box’ ging over de commerciele Brillo-doos. Alhoewel ik had gehoopt op een tegenstelling tussen kunst en werkelijkheid,valt het moeilijk te ontkennen dat Harveys Brillodoos ook kunst is. Het is wel degelijk kunst,maar toegepaste kunst voor de commercie. Zodra het ontwerp is gemaakt,worden de dozen met duizenden tegelijk geproduceerd. Ze worden gemaakt van golfkarton om de inhoud te beschermen,moeten licht genoeg zijn om opgetild en verplaatst te worden en ook nog eens makkelijk te openen zijn. Dat geldt allemaal niet voor Andy’s dozen;daar zijn er maar een paar van gemaakt,en hun doel was uitsluitend om te worden gezien en begrepen als kunst. Het is wel heel snobistisch om te stellen dat toegepaste grafische kunst geen kunst is omdat het een gebruiksfunctie heeft. Bovendien horen kartonnen dozen bij de Lebenswelt. Andy’s doos niet. Die hoort bij de Kunstwereld. Harveys doos hoort bij de visuele cultuur,of wat daaronder wordt verstaan,en Andy’s dozen horen bij de hoge cultuur. Roy Liechtenstein had revolutionaire bedoelingen en wilde de populaire kunst in de kunstgaleries krijgen,die tot dan toe alleen hadden opengestaan voor hoogstaande kunst.’ (bladzijde 62-63) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘Helblings geschiedenis’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Ik ben goed aan de maat zoals je dat officieel zegt. Als ik tussen de middag eet,denk ik altijd dat ik ergens anders waar het er aan de eettafel misschien wat joliger aan toegaat eigenlijk net zo goed of nog lekkerder zou kunnen eten,en ik denk er dan over na waar dat zou kunnen zijn,waar de geanimeerde conversatie samengaat met het betere eten. Ik laat alle stadsdelen en alle zaken die ik ken de revue passeren,tot ik uiteindelijk iets gevonden heb wat iets voor mij zou kunnen zijn. Over het algemeen neem ik mezelf heel erg serieus,ja,ik denk eigenlijk alleen maar aan mezelf en ben er altijd op bedacht het mij zo goed te laten gaan als maar enigszins mogelijk is.’ (bladzijde 32-33) Wordt vervolgd.