met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘We kunnen dit ook op een andere manier zeggen:de kunstenaar probeert het idee in een zintuiglijke kunstvorm te belichamen. Kant strooide niet met voorbeelden,die hij in zijn eerste ‘Kritiek’ afdoet als ‘het loopwagentje van het oordeelsvermogen en dat is onmisbaar voor wie het natuurlijke talent tot oordelen mist’. Maar ik denk dat we snappen wat hij wil zeggen als we kijken naar het enigszins zwakke voorbeeld dat hij wel geeft. Stel je voor dat een kunstenaar wordt gevraagd het idee van de oppermacht van de god Jupiter in een beeld uit te drukken,en dat hij vervolgens een schilderij presenteert van een adelaar met bliksemschichten in zijn klauwen. De adelaar was de vogel van Jupiter,zoals de pauw de vogel was van zijn vrouw Juno en de uil de vogel was van zijn dochter Athene. Dan beeldt de kunstenaar Jupiter dus af door zijn attribuut,zoals andere kunstenaars Christus afbeelden als een lam. Het gegeven dat hij bliksemschichten kan vasthouden drukt een idee van bovenmenselijke kracht uit. Het is een ‘esthetisch idee’ omdat het duidelijk aangeeft hoe groot Jupiters kracht is,aangezien het kunnen vasthouden van bliksemschichten ver buiten ons vermogen ligt. Alleen een uiterst machtige god kan zoiets. Het beeld doet iets wat alleen de woorden ‘Jupiter is oppermachtig’ onmogelijk kunnen overbrengen. Kant spreekt van ideeën ‘enerzijds omdat ze op z’n minst streven naar iets wat aan gene zijde van de ervaringsgrens ligt’- maar het zijn esthetische ideeën omdat we moeten gebruiken wat wel binnen onze ervaring ligt om ze te kunnen weergeven.'(bladzijde 156-157) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘5 STUKJES ROND STEVE LACY//5 Stilte//De melodie op de mouwen versleten/van de akkoorden alleen nog/wat wapperende flarden//In lege schoenen stapt hij voort/langs jerrycans en flats op weg/naar braakliggend terrein.//Kaalslag maakt hem sterker/hij dunt zijn kapsel uit tot op/de laatste haar waaraan hij zweeft//Zo zwaar is nog nooit/zo iets lichts geweest;toon die verliefd/zwicht onder eigen soortelijk gewicht.//Zo verdwijnt de danser in de dans/de engel in zijn noodzakelijkheid.//Eindelijk valt de stilte te snijden.'(bladzijde 267-268) Wordt vervolgd.