met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Kunst gebruikt,in zijn visie,ervaring om ons voorbij ervaring te brengen. Eigenlijk is dit het probleem dat Hegel heeft met kunst ten opzichte van filosofie. Ze kan niet zonder de zintuigen. Ze kan grootse ideeën weergeven – maar heeft daarvoor ‘esthetische ideeën’ nodig. Hegels indrukwekkende stelling over het einde van de kunst is intrinsiek verbonden met die ongeneeslijke afhankelijkheid van de zintuigen. De superioriteit van filosofie is,volgens hem,dat die zoiets niet nodig heeft. Laten we een echt geweldig kunstwerk bespreken:’De verrijzenis’ van Piero della Francesca. Op dit schitterende schilderij staan eigenlijk twee registers:het lage register,waarop een groep zwaarbewapende soldaten naast het graf van Christus slaapt;en het hoge register,waarop Christus wordt afgebeeld terwijl hij uit zijn graf klimt,met in de hand zijn vaandel en op zijn gezicht een blik die ik interpreteer als versufte overwinning. De soldaten en hij hebben een ander perspectief: je moet omhoogkijken om Christus te zien. De verrijzenis vindt plaats in het ‘vroege licht van de dageraad’. Het is letterlijk en figuurlijk een nieuwe dag. Tegelijkertijd is het ook letterlijk en figuurlijk een nieuw tijdperk,want het is een frisse dag tussen de winter en de lente. De soldaten moesten er posten om ervoor te zorgen dat niemand het dode lichaam van Christus zou weghalen. De soldaten vormden als het ware een levend alarmsysteem dat door grafrovers zou afgaan. Een klein detail:Christus komt weer tot leven terwijl zij slapen,zich nergens van bewust. Hij heeft zelfs het deksel van het graf niet verschoven. ook al is Christus nog steeds lijfelijk – we kunnen zijn wonden zien – het is alsof hij zuiver geest is.'(bladzijde 157-158) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef,dit keer uit de bundel ‘Niemand wint’. ‘INZICHT////En plotseling kijk je jezelf in de rug/terwijl de weg onder je voeten begint te koken/maar het zijn niet langer je ogen/het is je lichaam dat ziet///Het luik naar de innerlijke wemeling klapt open-/zoals je vroeger onder een steen en net als toen/terugdeinst voor die razende paniek/rond het bestaan van een naam.'(bladzijde 100 Wordt vervolgd.