met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Een van de stemmingen die Heidegger in zijn essay ‘Was ist Metaphysik?’ uit 1923 op beroemde wijze verkent is ‘verveling’. In paragraaf 40 van ‘Zijn en tijd’ behandelt hij ‘angst’. De gemoedstoestand die Sartre bestudeert in ‘Walging’ is ook een voorbeeld. Ik denk dat vrees,zoals daar door het Amerikaanse ministerie van Nationale Veiligheid op wordt ingespeeld,ook een stemming is – een stemming waarin alles zich als bedreigend voordoet. Ik geloof dat wat Kant ‘Bewunderung und Ehrfurcht’ noemt voor ‘de sterrenhemel boven mij’ en stemming is waarin verhevenheid wordt ervaren. Als Wittgenstein in 6.43 van zijn ‘Tractatus’ zegt dat ‘de wereld van de gelukkige een andere is dan die van de ongelukkige’ denk ik weer dat het over stemmingen gaat,ofschoon de feiten exact hetzelfde zijn. Er bestaat geen twijfel dat sommige kunstwerken bedoeld zijn om stemmingen op te roepen,heel krachtige stemmingen soms. De nazibijeenkomsten in Neurenberg zijn voorbeelden van manipulaties van stemmingen. Door de esthetiek van muziek ,bepaalde architectuur en veel films worden we in stemmingen gebracht. In ‘Retorica’,sinds wanneer volgens Heidegger ‘eigenlijk nauwelijks een noemenswaardige stap vooruit is gedaan’,bespreekt Aristoteles deze affecten op een systematische manier. Wat ik bewonder in Peirce en Heidegger is dat zij hebben geprobeerd esthetica te bevrijden van haar traditionele preoccupaties met schoonheid,en van de traditionele beperktheid van schoonheid tot kalme afstandelijkheid – en tegelijkertijd schoonheid situeren als onderdeel van de ontologie van het mens-zijn.'(bladzijde 190-191) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘FIN DE SIÈCLE///En ongezien loop je aan het venster van de eeuw voorbij./Er staat wel wind maar het is een onspeurbare/die bij vlagen door je heen vaart,alleen de bomen/bewegen,je bloeddruk stijgt mee als onder de luchtdruk/van een voorbije eeuw./ Het beeldsneeuwen stopt,/lenshelder is alles,als lucht van plexiglas/waarin oud leven gevangen:mierenleeuw/uit een voorbije eeuw./ Zo loop je aan het ruisvenster/voorbij,met jezelf zij aan zij./ Even kijk je nog om,/groet iemand die onzichtbaar verdwijnt in de lege eeuw./Aan jou laat hij van de tweehoek het leeuwedeel.'(bladzijde 18) Wordt vervolgd.