met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Ze gebruikt een veelvoud aan stijlen,van minuscule tekeningen tot doeken waarop de verf rechtstreeks gesmeten lijkt;ze gebruikt zwart-wit maar ook veel expressieve kleuren;ze snijdt en knipt in tekeningen. Maar hoe verschillend ook,al dit werk bruist en barst van levensenergie. Nergens krijg je het idee dat hier ‘een plaatje bij een praatje’ is gemaakt. ‘Het ergste wat mij kan overkomen’,zegt Van den Assem gelijk aan het begin van het gesprek,’is dat men denkt dat ik Nietzsche illustreer. Ik lees zijn werk,niet als een filosoof die op de komma’s en punten van elke regel let,nee:ik vreet zijn teksten op. Dan borrelen de woorden een tijdje in mij en daarna barst ik los. Een vriendin van me gaat racefietsen,zij geeft zich over aan het ritme van het fietsen en komt zo tot werk. Ik gebruik daar Nietzsche’s taal voor. Nietzsche is mijn methode geworden.’ Van den Assem was rond de dertig toen zij ‘Ecce Homo’ cadeau kreeg,Nietzsche’s weergaloze zelfportret dat hij in 1888,vlak voor zijn geestelijke instorting schreef. Van den Assem:’Ik had me in allerlei filosofen verdiept,wist eigenlijk niet goed hoe ik leven moest. “Ecce Homo” sloeg in als een bom. Nog steeds is het mijn lievelingsboek.’ Een ronkend boek,vol hoogmoedige passages,vol zelfspot,dreigend van toon en profetisch tegelijkertijd. ‘Het is’,zegt Van den Assem,’geschreven op de rand van de gekte. Ik voelde me zó aangesproken door dit boek. Als je altijd in je eentje in je atelier zit,als al het werk uit je tenen moet komen,balanceer je voortdurend op de rand van gekte. Na dit boek was ik niet meer te houden,ik ben alles van Nietzsche gaan lezen,dwars door elkaar heen,vaak snapte ik er geen bal van.'(bladzijde 111-113) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’. ‘(nachtwijsmakerij)///2///de arme mensen/zitten verzonken in een kennisbrij/zoals koeien in de modder/van de nacht/wanneer alle weetjes onthouden moeten worden/als je er wilt zijn///o,om weer alleen maar zo te wezen/nog nat en glad uit moeders mond/voordat je lippen verbranden/van het identiteitsgezoek van de tong/na de vliegherinneringen van de koekoek'(bladzijde 48) Wordt vervolgd.