met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Dit is een heel oude vertaling,en een knullige,maar ik vind het laatste zo mooi:dat de woorden helemaal fout lopen.’ Kuitenbrouwers plan was,simpel gezegd,om de spiegelwand te maken waar Alice in keek. Maar juist die vaste camerapunten hebben ervoor gezorgd dat zij de afgelopen weken haar plannen drastisch heeft moeten omwerken. ‘Het wilde namelijk niet lukken met de haard en de projectie. Ik moest rekening houden met de negen vaste standpunten van waaruit de toeschouwer het werk zou zien. Maar slechts op één beeld zou te zien zijn hoe de wand bedoeld is. Daardoor liep ik met het eerste plan vast.’ Het bracht kuitenbrouwer wel op het idee voor een volgend werk. Ze pakt een kartonnen wand met gaten die op ramen en deuren lijken. ‘Dit is het schaalmodel van een groot tussenscherm dat ik nu hier,in het atelier,met hout aan het maken ben.’ Op de grond zie ik een soort frame van latjes liggen,van ruim anderhalve meter breed en zo’n negentig centimeter hoog. Kuitenbrouwer zet het bouwsel rechtop. ‘Ik maak een soort “folly”,een facade van een woonhuis,van twee woonhuizen eigenlijk,een combinatie van een spilt-level en doorzonwoning,waarin muren en ramen kantelen en openklappen.’ En de achterkant? ‘Ja,meestal heeft zo’n “folly” één geloofwaardige kant en één decorbouwachterkant. Mijn “folly’ is dubbelzijdig,de achterkant is opnieuw een voorkant,precies hetzelfde als de voorgevel,maar dan gespiegeld;zoals je een tekening op overtrekpapier van de andere kant bekijkt.’ Een variant op de spiegelwand van Alice. ‘Ik werk sterk associatief. Bij de “Probe” is via de site ook een referentiepagina te bezoeken. Het werk en de referenties vormen samen de tentoonstelling.” (bladzijde 181-183) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘NIET MET DE PEN/MAAR MET HET MACHINEGEWEER’. ”de zomerhoning smaakt naar lavendel’/een zwarte man zondert zich af in verbittering van eigen krot/’het lijfje van de krekel is groen’/de zonnige krekels weten niet van de zwarte man/de witte man weet alleen nog van de zon/weet niets van het zwarte of van de man/wat wil de zwarte man nou weten van krekels/en wat zou ik de zwarte man kunnen vertellen van jou?/Van nederigheid Mensjan van Nazareth/van welke nederigheid/behalve dat ik nooit werkelijk zal weten/nooit meer mag zeggen/dat ik de beker aan mij voorbij laat gaan/de nederigheid/om niet te verloochenen maar te verachten/niet te verraden maar uit te wissen/en in wit op wit te schrijven/Koning van de Joden en de Kaffers Bavianen?///Zal ik dan nederig Jezusman van Nazareth/dit weelderig karkas van een wereld beërven/ik witte Afrikaan veerloos gevogelte/ik nooit weerloos ik nooit kaal/ik zo zwart als een ongeuit wordwoord//16 september 1968′. (bladzijde 52-54) Wordt vervolgd.