met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Maar stap ik over de drempel ook een andere wereld in? Leidt dez kunst naar de drempel van een andere verborgen wereld,zoals Anthony Mertens stelde? Hoewel Kuitenbrouwer zelf het woord met tegenzin uitsprak,lijkt ‘speels’ me een rake typering. Deze ‘folly’ is een groot,uitnodigend tochtwerk. Alsof je wordt aangemoedigd overal in te stappen,door de liggende deur,door de openstaande muren met ook weer openstaande ramen. Als de pui van de split-levelwoning nog een beetje meer zou scharnieren,zou je ook daar in kunnen kruipen. Tenminste,toen ik kind was,toen zou ik erin hebben gepast. Want,nu,hier,kun je nergens in. Dat is de kern van deze tentoonstelling:jij bent er lijfelijk niet bij. En kijk eens,niet alleen de deur heeft een drempel,op vier dragende staanders na is deze hele ‘folly’ één lange drempel. Vanzelfsprekend heeft de liggende deur een drempel,maar ook de wand van de doorzonwoning en de pui van de split-level. Behalve het gevoel hier in te willen klimmen,roept de ‘folly’ allerlei oude beelden op:een doorzonwoning van een vriendje,vakantiehuisjes met vreemd scharnierende dakramen,kleine wc-raampjes erin – waar was het nou? Als ik de beelden bijna heb opgeroepen,mijzelf bijna in die ruimte zie staan,verschijnt deze ‘folly’ weer. Kuitenbrouwer brengt mij naar de grens van een wereld die ik gekend heb:mijn verleden. O,wat zou ik graag nog verder willen kijken,die doorzonkamer in,waar ik moet hebben zitten spelen. Hoe zou ik dat doen? Met wie? Wie zou ik zijn? Dit werk van Kuitenbrouwer is even speels als uitnodigend en onverbiddelijk:je kunt er kijkend omheen lopen,je kunt zien dat door de openingen licht en lucht stromen. Maar jij,kijker,blijft op afstand. De wereld erachter blijft verborgen.’ (bladzijde 189) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘BRIEF UIT DEN VREEMDE AAN SLACHTER/voor Balthazar/////’de gevangene zegt’/nu weet ik niet/of de zoete Heiland heeft gebruld/maar een vroege vlieg krult/en bommelt tegen de ruiten/bloesem schommelt tegen de lucht/tegen de muren glanst het bloed/je hart hangt stil/van vrees dat deze vreugde kan vergaan/je vergaart de kleine verbijsteringen/als leeftocht voor de lompe grijze mens/die reeds als cel in het lichaam hurkt'(bladzijde 64) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.