met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Nadat de ouwel gegeten was,de wijn gedronken,werden de kerkgangers uitgenodigd het hemelwater te proeven. De meesten kwamen,sommigen durfden niet. Doordat mijn beeld de voorganger geïnspireerd had kreeg het voor mij een veel sterkere lading. Noord-Hollands water met een bijna religieuze lading. Zet je de sculptuur in een woestijn,dan koppel je het beeld onmiddellijk aan het waterprobleem. Mijn Schiedamse water is onmogelijk lost te zien van de jenever die hier vlakbij gestookt wordt.’ Het Schiedamse water heeft nauwelijks smaak,het is hooguit wat flauw. ‘Het ontbreken van smaak valt als eerste op,dat komt door de afwezigheid van mineralen. Vooral het ontbreken van zout proef je. Mijn apparaat destilleert pure luchtvochtigheid. Maar als je het op meerdere locaties proeft,onderscheid je verschillen. Elke ruimte heeft zijn eigen smaak .’ Ik loop naar de tafel die een paar meter voor het staketsel staat. Er ligt een briefje op met de tekst:’Hemeltranen 2012. Dit hooggekwalificeerde Schiedamse water is gewonnen uit ijskristallen van het kunstwerk “Energie”. Het water is helder,smaakloos,geeft energie en houdt jong. Gebotteld in flessen van 250cc,genummerd en gesigneerd.’ Van Munster:’De tekst is ironisch bedoeld. Een grapje en parodie op alle onzinreclames die je dagelijks voorbij ziet komen.’ Ineens schiet een vreemde gedachte door me heen:als het water een bestanddeel is van het kunstwerk,het drinken er deel van uitmaakt,dan begin ik,nu ik van het water gedronken heb,ook een fragment van het werk te worden. Is dat een grap,onzin,ironie? ‘Een goed kunstwerk moet dubbele bodems hebben,je moet er vrolijk van kunnen worden,kwaad,agressief.'(bladzijde 223-227) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘BLIND OP REIS/////ik heb in de schaduw van Witberg overnacht/maar rond de hoge slapen van de bergtop/boven de zilveren slaapmuts van eeuwige sneeuw/kon ik de lichtkransen zien beven///zo groot zo onaantastbaar zo wit/zo hoog zal mijn begrip nooit reiken/en door mijn vingers heb ik de bidkralen/van sterren proberen te tellen///om jouw naam weer te proeven/om jouw bittere naam als lichte druppels/regen op mijn tong te vangen om jouw naam/als een afgod in de grond van mijn droom te planten///een god om mijn verdere reis te zegenen/want met het roepen van jouw naam/met het bloed van jouw naam in mijn mond/kruip ik tegen al maar ijlere al maar wittere hellingen op'(bladzijde 92) Wordt vervolgd.