met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Uiteindelijk gaat het mij om het effect dat dit beeld op de toeschouwer heeft. Wat blijft er over als je een maand later terugdenkt aan dit werk? Niet de tafel,de flesjes,het water,de koperen staaf – dat is allemaal theater. Maar de indruk die het werk op jou gemaakt heeft. Dat jij je nu afvraagt of je deel uitmaakt van een kunstwerk vind ik een goed effect. Ik denk inderdaad dat de mogelijkheid de hemeltranen te drinken het werk groter maakt,ruimer. Jij neemt het mee,ook als je straks de tentoonstelling verlaat. Deze sculptuur gaat door tijd en ruimte,en eindigt pas in het riool.’ Gesprek met Birthe Leemeijer. ‘Olie uit de polder’ Tekstje vooraf;’ Kunst laat zien wat in het hoofd van de kunstenaar omgaat. De essentie van de polder Mastenbroek ontstaat in de hoofden van de polderbewoners. De kunstenaar gaat van verhalen naar objecten,van objecten naar geuren,van geuren naar parfum. Essenties van lucht,wolken,water,vee,gras,grond. Heerlijk voor in bad.’ Aan een kale wand hangt een glazen kraantje. een mooi kraantje,zeker,maar naar mijn idee zo te koop bij de betere sanitairzaak. Het kan onmogelijk de bedoeling zijn dat ik mijn aandacht alleen op dit kraantje richt. Zou je het open kunnen draaien? En wat gebeurt er dan? ‘dan druppelt er de essentie uit van de polder Mastenbroek,’ zegt Birthe Leemeijer. Je hebt de essentie van een polder in een geur gevangen? ‘Met behulp van anderen. De meeste kunstenaars proberen in hun werk tot uitdrukking te brengen wat er in hun hoofd of in hun lichaam omgaat.’ (bladzijde 227-229) Wordt vervolgd. En nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’ . ‘ BEVOLKTE DOOD/aan Jheronimus van Aken////naief bloeit dan de tastende hand/zijn tongstok vol haartjes:/die van een schepping vertelt-/de geverniste wereld en het gebeenteloze vlees/de zuivere uitscheidingen van uitgeklede vrees/het optellen en aftellen van vreugden van de hel///zoals ze grinniken en uiteenstromen/rond de spaak van de mens:/de mens-/want alles ontspruit toch aan de mensgemaakte/mensjes naakt als eieren/en dichtgegroeid als spiegels/afgevaardigd,dan verrot-/de illusie die leven is/rispt op in keizer christus zot///verstokt onder een dunnen huid van verf/ligt nu de kern van een schilderij:/juist deze barende dood-/sporen en vegen van het bloedrijp penseel/tot het gezwel van mondklepel verzegeld/in een steigerende/geeuw van geweld///kom/groene Jeroen/geef mij-/een wormerige zoen’ (bladzijde 94) Wordt vervolgd.