met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Hebban olla vogola nestas,wij hebben een doorzonwoning met CV en een Ministerie van Veiligheid. Het moderne leven,onvoorstelbaar zeg. Wat een maffe strijd tussen Kosmos en Chaos is dat. We leven goddomme in artificiële steden met twintig miljoen inwoners,met grote lappen gecultiveerd land eromheen voor proviand en daarnaast nog steeds enorme gebieden met ruige,ongepolijste stukken natuur voor grondstoffen en vertier. Wij hebben,al organiserend,de Wereld tot ons milieu gemaakt. De “Umwelt” is wat overblijft als wij de Wereld hebben volgebouwd met fixplekjes die ons weer doen verlangen naar een eigen flexplekje in de vrije natuur. Als het regent overdekken we de boel,als het koud is installeren we de CV,als we moe worden van het lopen maken we overdekte auto’s met verwarming en leggen we wegen aan. Wordt dat allemaal een beetje al te onnatuurlijk,dan pakken we in het weekend onze open terreinwagen en scheuren “off-road” naar de camping. De Wereld laten wij bepaald niet achter zoals wij haar hebben aangetroffen. Aanvankelijk overleefden wij door onze behoeften met succes aan te passen aan de Wereld. Maar nu,enkele tienduizenden jaren later,zijn we nog veel succesvoller,doordat we erin geslaagd zijn de Wereld op wonderbaarlijke manieren aan te passen aan onze behoeften. En dat is niet zonder risico’s. De “Umwelt” heeft wel onder onze woeste strapatsen te lijden. Wij moeten ons afvragen of de Wereld kan blijven leveren wat wij voor onze centraal verwarmde behoeftenvoorziening menen nodig te hebben. Wie zich niet aanpast,moet op weerstand rekenen en de weerstand die de Wereld levert tegen onze inspanningen om er een veilige plaats van te maken,ligt bij ons samengebald in het zeer adequate en actuele woord “duurzaamheid” ‘(bladzijde 304-305) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘ZIJ ZULLEN KOMEN/////ze zullen komen,velen,zovelen/(dat telling onaccuraat is want een getij/omvat geen getallen)/’als sprinkhanen!’ zeggen de woordvoerders-/maar ze zullen komen zoals een golf terugvloeit,/als pelgrims tot een wonderfontein/waar de Maagd haar voeten afspoelde,/als zigeuners op weg naar een kroningsplechtigheid/als een wijdvertakte familie nakomelingen/naar de stamplaats,/de bijbelse Israëlieten naar wat hen toekomt,/als alcoholisten naar een kroeg,/als werkzoekend volk/als oudstrijders naar een kranslegging,/waarlijk als sprinkhanen en voetgangers en kaalvreters en afknijpers/komen ze,ze zullen komen/uit alle uithoeken waar het land,toegewezen,geconsolideerd,/te arm is om mais of rund of leven te dragen/en de dood dikbuikig in de vuilnishopen snuffelt'(bladzijde 156) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.