met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘De theoretische “Ereignis” speelt zich af in de wisselwerking tussen burger en kunstwerk,het materiële kunstwerk in dit geval,omdat wij in gesprek zijn met eenentwintig beeldende kunstenaars. Voor de kunstenaar lijkt de vervaardiging van het vrije kunstwerk,het artefact,misschien zijn werk te zijn,en het kunstwerk zelf een product om te verkopen en van te leven. Maar de Vilt en Vet kunstwerken van Joseph Beuys zijn niet bedoeld om je schoenen mee te poetsen. En voor het idee achter het kunstwerk,dat de burger tot een theoretisch moment zou kunnen brengen,heeft Beuys zich losgemaakt van de eigen dagelijkse belangen en heeft hij ook niet nagedacht over een andere dan de theoretische rol die het werk voor de toeschouwer kan spelen. Er is veel Materie in de Wereld,in de praktijk hebben we veel praktische materiële dingen nodig,en toch vallen materiële kunstwerken – waar velen een bijzonder hoge waarde aan hechten – niet in de sfeer van praktische materialiteit,maar in de sfeer van de Geest. Het hoge woord is eruit:kunstwerken zijn geestesproducten,producten van de Geest voor de Geest.’ Geest? Nou zijn we verloren. In een neoliberaal tijdperk waarin we ons alleen nog druk maken over ons lichaam,onze spullen en de nuchtere materialiteit van de harde munt,begin jij over Geest? Wil je kunstenaars helemaal brodeloos maken? Er wordt in subsidies gesneden en jij plaatst kunst in het ‘Rijk van de Geest’,de spiritualiteit,de pneuma,de animus? Die termen zijn verouderd en doen de kunst geen goed.'(bladzijde 309-310) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘VOLMAAKT,VOLMAAKT,GEHEEL VOLMAAKT’. ‘hij zal onthouden-/de wilde maan als een gloeiende hand/vanuit de oceaan zodat de zilveren palmen/net gevederde tongetjes zijn en de schaduwen/uit eigen wil en wezen opdoemen,bevlekken/de wouden optillen,en kwaken///hij zal onthouden-/hoe de zon één mateloos ogenblik/als een bebloede vogels in zijn vingers fladdert/om dan omhoog te stijgen als een muur hoog boven/de nauwe reikwijdte van welke vestingmuur of kerker ook:///ghja tei,ghja tei,hara-so ghja tei,/bô-ji so wa-ká:///Hanya Shingyoooo…(‘ghja tei enzovoorts:slotregels van de zogenaamde ‘Hart-soetra”) (bladzijde 164) Wordt vervolgd.