met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Nee,er is iets uit te leggen. Privé zijn we sterk op ons lichaam gericht,door mode,tattoos en plastische chirurgie. In het liefdesleven zijn we enigszins van de hoofse liefde afgeraakt en hechten we minder aan mooie praatjes dan aan een fiere zwans en een viagra-tabletje,om tijdens een stedentrip de hotelkamer niet te hoeven verlaten. En als we bij het verwerven van al die fijne spullen pijn in onze ziel krijgen – depressie en burn-out zijn bijna volksziekte nummer één – is er nauwelijks meer een praatpsycholoog te vinden en regelen we de zaak met farmaceutische middelen uit een doosje,zoals Retalin en antidepressiva. Onze hoop is op Materie gevestigd,we hebben een hoop Materie in en om het huis. Als je mij vraagt waar wereldbeelden van gemaakt zijn,dan zeg ik gij gebrek aan een antwoord in chemische samenstelling:van Geest. Het zijn geestverschijningen waarvan we nog niet weten of ze ooit zullen materialiseren. Ze zijn in ieder geval nog niet van vlees en bloed,het zijn hersenspinsels.’ Dat maakt ze dan toch onwerkelijk? ‘Nee. Dat maakt ze niet onwerkelijk. Het idee “arbeidsheilstaat” is nooit verwerkelijkt,maar er zijn vijftig miljoen Russen en Chinezen voor over de kling gejaagd. Echt gebeurd,werkelijk waar. Als wij niet op deze manier over Geest kunnen praten,kunnen we niet uitleggen wat voor soort artefacten wij aan de Wereld bijdragen. Het atoommodel beschrijft de materiële Wereld heel goed en maakt talloze technologische handelingsperspectieven mogelijk.’ Maar het kan niet alles wat het geval is in de Wereld beschrijven.'(bladzijde 310-311) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘TRANSIT/////dit land is bruin verbrand door de winter/de weemoed die komt met elke avondval/als de hemel een bevrucht duivenei is dat kraakt/de schaduwen vouwen kerven in het veld/bruin vermalen door het sprinkhanenmensdom/dat zwarte sporen schroeit op zoek naar vocht of gras/maar al eerder bruin ook van de oerstreling/dit is een onverschillig land///de rook van winter vouwt over de aarde/in de bruine avonden tsjilpen vogels nestje nestje/botten uit op de telefoondraden/en de kluiten ruiken naar één winterrook/zoet na hitte onder de oppervlakte'(bladzijde 166) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.