met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Ja,laten we naar een meer pragmatische sfeer afdalen,het onderwijs. Vrijwel alle kunstenaars hebben een leermeester gehad en de meesten geven hun ideeën ook weer door. Dat kan allemaal puur aanschouwelijk in diep stilzwijgen,maar doorgaans wordt er een hoop uitgelegd. Richard Sennett beschrijft een celloleraar die weigerde iets voor te spelen. Met engelengeduld beschreef hij wat zijn student onder de knie moest krijgen. De docent meende dat de relatieve afstandelijkheid van de taal de beste garantie bood om zijn muzikale stijl niet op te dringen.’ Bij Jongstra wordt veel gesproken en overgedragen. In haar atelier in Friesland werken stagiairs. Een van hen,een Braziliaanse die bij Jongstra in de leer was,gaf mij de eerste uitleg over de kleuren van de viltdoeken die er hingen. Zo geeft Jongstra de ontdekkingen die zij afgelopen decennia gedaan heeft door en haar studenten nemen die als vanzelf over. En de door jou nogal zwaar aangezette verantwoording krijgt in het atelier eerder een lichte toets. ‘Ja,Jongstra vertelt uitvoerig over de schapen en de bijen die zij houdt,en over de manier waarop ze ze houdt.”(bladzijde 328) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘DE DROOMWAKE’ ‘en klappertandend stroomaf voortgespoeld/(is dat dus het grote verdrinken?)/ergens voorbij landerijen waar modderbevlekte/graanzuigers hemelwaarts striemen waar hooimijten/rotten en rapen wegzakken in de aarde,///en trekkend aan hun lijnen heb ik de stink-/honden van opwinding horen huilen in hun keel'(bladzijde 184) Wordt vervolgd.