met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Dijkstra verbeeldt hier iets bovenmenselijks? ‘Uit wat zij over haar werk vertelt,zou je ook iets heel anders kunnen opmaken. Aan het einde van jouw gesprek met haar zegt zij:”Je zou kunnen zeggen dat achter hem,in het licht,alles zit wat hij heeft meegemaakt,geleerd,gevoeld,wat er in hem ligt opgesloten.” Uit haar woorden maak ik op dat dit licht geen goddelijk licht is,maar dat achter hem de verzamelde indrukken warrelen die de tekening van de getekende tekenaar mogelijk maken. Dat doet me denken aan een slingerbeweging die er altijd bestaat tussen impressies en expressies. We verzamelen impressies uit de buitenwereld,geven er een of andere vorm aan en sturen ze als expressies weer terug de wereld in. In het dagelijks leven zuigen we een veelheid van indrukken op,maken er handelingsperspectieven van en drukken die weer uit in plannen. Ik neem aan dat kunstenaars ook beginnen met in het wilde weg of juist heel doelbewust indrukken op te doen die ze vervolgens tot uitdrukking brengen in het kunstwerk. Wetenschappers in ieder geval wel. Veel waarnemingen,al dan niet met gespecialiseerde apparaten,die in theorieen uitgedrukt worden. Olieverf en canvas zijn niet het materiaal waarmee de kunstenaar aan het werk gaat.’ (bladzijde 349) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘VOORWOORDELIJK’. ‘vannacht met maan tegen helling van duisternis/een koude stenen wang/je kijkt in de weerspiegelingen/van onzekere eeuwigheden/en ziet het doek/een knapzak voor de dag/de grimas van de oude woorddwaas///en glijdt weg in de as van de tijd/en het hondengeluid van het zwart/om de niets-ogige stilte-leugen met de lippen te beroeren/als voorwoordelijk gebed met witsel’ (bladzijde 218) Wordt vervolgd.