met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Of gewoon wil en voorstelling,dan hebben we meteen te pakken waar Schopenhauer zich in “Die Welt als Wille und Vorstellung” druk over maakt. Als ik nu twee verse Bossche bollen op tafel zet,dan worden wij die beide gewaar(“Vorstellung”),maar ik gobbel ‘m meteen op omdat ik er echt zin in heb(“Wille”)en jij wilt eigenlijk bedanken omdat de bol er voor jou uitziet als een gepimpte hondendrol (de wereld als akelige voorstelling en weerwil),maar in weerwil van jezelf eet je hem uit pure beleefdheid toch op.’ Nee,ik bedank,ik ben aan het afvallen. ‘De twee onderscheiden hoofdgroepen – voorstellingsvermogen en streefvermogen – delen we nog eens in tweeen. Ik beloof je dat we dan klaar zijn en niet in een woud van conceptuele onderscheidingen zullen verzanden. Je hoeft slechts tot twee te kunnen tellen,je moet alleen af en toe opnieuw beginnen. Dat betekent dat we,om de raadselen van onze kenvermogens te ontsluieren,niet slimmer hoeven te zijn dan een kip. Een kip kan tot twee tellen. Het streefvermogen verdelen we dus ook in tweeen:in “begeren in het hier en nu” en “willen over een poosje”. Wie een Bossche bol begeert,grijpt er meteen naar.”(bladzijde 357-358) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘RIMBAUDS REIS’. ‘moesten de dragers hem voor de nacht/op de harde aarde neerleggen/en met een uiterste inspanning aarsschoof hij dan/een voet zijwaarts om met rauwe vingers/een gat in de grond te graven/waarin hij zijn behoefte kon doen/en zijn uitschot als een dood gedicht/met kluiten toe kon krabben/als ondergronds teken/voor de terugweg door de doolhof///en eens waren er wat kamelen afgedwaald/tussen doornstruiken en geestverschijningen en klaterend licht/zodat iedereen moest helpen zoeken/en de dragers hem onder de ziedende hemel/omwikkeld in lappen vergaten/als een lijk op weg naar de begraafplaats/toen hebben wolken het licht verduisterd/en Rimbaud heeft zestien uur achter elkaar/met zijn gezicht gekeerd naar verlossing van boven/in de gietende regen gelachen en gesnikt en geproest'(bladzijde 232-234) Wordt vervolgd.