met het boek van peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Wie geen “heim” heeft,kan er moeilijk wee over hebben. Ken jij een nomade met Heimwee? Die is echt de Sjors. Ik mekker nogal eens over de grote overgang van nomadisch naar sedentair,maar in dit geval kun je moeilijk anders. Laat mij nou eens even uitpakken met een kleine antropologie van de homo sapiens,dan is het uit mijn systeem en zeur ik er niet meer over.’ Nou,dan heel graag. ‘Het is net bekend geworden dat de voorouders van de homo sapiens,de homo erectus,vijfhonderdduizend jaar geleden niet alleen gereedschappen maakten – dat konden veel andere dieren toen ook al – maar zelfs gereedschappen maakten om weer gereedschappen mee te maken. Het gaat om “scherpe messen van kundig geopende mosselen” waarmee speerpunten aan stokken geslepen konden worden. Dat is toch echt een slagje abstracter dan met een stok kokosnoten uit een boom slaan. Het gaat nog verder. Op de gevonden gereedschappen hebben onze ouwe lui ook volkomen regelmatig abstracte designs aangebracht. Zij maakten dus gereedschap om versierde jachtwerktuigen te maken.”(bladzijde 373-374) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘DE EED/////mochten mijn handen ooit de ronding/van je lijf vergeten/de curven en de holten/en je warme gladde vel -/laat hen dan opzwellen als meloenen en barsten/laat de mieren hen opvreten/’s nachts als ik onder mijn laken lig/laat hen wegrotten in het duister van de aarde///mochten mijn ogen ooit het komen en gaan/van je adem vergeten/het kromtrekken van je ruggengraat in de liefde/de lange,glijdende afdaling van je buik -/laat schorre kraaien hen om twaalf uur aan een snoer rijgen/laat hen in verblinding verzuipen als in melk/laat de jongetjes hen als knikkers gebruiken/op het dorpsplein als de schaduwen blauw kleuren’ (bladzijde 256) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.