met het essay van P.F.Thomése ‘De werkelijkheidsverbeteraar,over de scheppende blik’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Ik,die als ‘auteur’ zo doorzichtig mijzelf probeer te vertolken,ben er in werkelijkheid niet,niet in deze tekst althans. Daar ben ik allang weer uit vertrokken. Ik geef alleen wat woorden door. De betekenissen haalt u er zelf uit,als u er al iets uit haalt. Mogelijk hebben die de waarde van kraaltjes en spiegeltjes,daar ga ik niet over. Dat is uw zaak. Ik geef u goud en als u daar modder van maakt,is dat uw eigen gedachtegang. Het kan ook zijn dat ik u modder geef en dat u daar zelf goud van maakt. Het staat u vrij een tekst mooier te maken dan hij is. U immers bepaalt de waarde,wie u ook bent. Iedere lezer leest zichzelf. Een boek is een spiegellabyrint waar het soms verdomd drukbevolkt kan lijken,met personages die maar blijven binnenwandelen,maar je bent in werkelijkheid altijd nog gewoon in je eentje. Wie denkt lekker te communiceren,staat in werkelijkheid gewoon heel hard in een spiegel te schreeuwen,zo hard en zo lang dat ie beslaat en hij er een kijkgaatje in moet vegen om verder te kunnen schreeuwen. Hij denkt dat hij het tegen een ander heeft,maar er is geen ander,tenminste niet daar waar je hem verwacht en zeker niet in de gedaante die je voor je ziet,want wat je voor je ziet,is wat je al kent en wat je al weet.’ (bladzijde 49-50) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘BELIJDENIS’. ‘die met zwak en stijf oog/de losgetornde voering van mijn betoog/mijn toga van klachten/tussen vers en hoofdstuk kwijtraken///ik heb geprobeerd/ik heb hard en bitter geprobeerd/om een groot gedicht te schrijven/en heb soms tenminste dit gemaakt/dat daarvoor in de plaats kon komen///o lieve boetvaardige biechtlezer:/wie door mijn aard en toestand reist/kent vele manieren om schijt aan te jagen/maar de grootste strontzooi van allemaal/is om op weg naar huis te sterven'(bladzijde 286) Wordt vervolgd.