met ‘De gevestigde orde,autobiografie van een lezer’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése.. ‘Ik ervoer – in die goddelijke ontvankelijkheid,die voorbarige bloesem van grote,doch onrijpe inzichten – het lezen als een initiatie,een intrede in de omgekeerde wereld,waar alles wat ik onwrikbaar dacht op losse schroeven werd gezet en alles wat ik als benauwend en beklemmend onderging plotseling het begin werd van een bevrijding,waar de paniekerige verwarring en doffe wanhoop die mij altijd bij alles en iedereen bevingen,de voortekenen schenen te zijn van een uitzonderlijke persoonlijkheid. Veel viel daar nog niet van te zien,en van Paradijzen had ik al helemaal geen sjoege,ik bevond mij aan het begin van een donker woud en begon in het wilde weg te kappen,want wie begint te lezen,heeft nog veel te vernietigen. Om mij los te maken had ik stevig gereedschap nodig,ik herinner me dat het subtiele niet echt aan me was besteed. ‘Wie man mit dem Hammer philosofiert,’ dat was het appel. De omnibus dubitandum,over alles moet getwijfeld worden. ‘Ich bin kein Mensch,ich bin Dynamit.’ (Ecce homa,Warum ich ein Schichsal bin.) Alles was breken bij Nietzsche,nooit had ik woorden gelezen (zelfs niet bij Marsman) die er – letterlijk – zo inhakten. Ik ontdekte door Nietzsche dat de werkelijkheid waarin ik mij bevond,uit aangeleerde percepties bleek te bestaan,overgeleverde begrippen,voorgekauwde en weer uitgespuugde inzichten,clichéformuleringen,gestandaardiseerde waanbeelden. Ik moest me bevrijden van het aangeleerde,dat zich aan de realiteit vastkoekte.'(bladzijde 86) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. Verder met het gedicht ‘1 februari 1972’. ‘dat ik jouw schroompaleizen niet meer hoef te troosten/nooit weer zal lachen om jouw koddige duimen/je nooit weer gids zal zijn voor mijn ogen/dat onze dromen gescheiden zijn/een vuur hier en daar de vlam/en dat ik nooit weer bij jou zal voelen/hoe mijn woorden groeien lomp maar zoet/hoe over mijn tanden de woorden als tongen zwellen/totdat de heuvels van water moesten schateren'(bladzijde 94) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.