met ‘De ongevestigde orde, autobiografie van een lezer’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ”All art is quite useless,’ citeer ik Oscar wilde, die gezien zijn nut als citatenleverancier zichzelf daarmee – waarschijnlijk onbedoeld – buiten de kunst heeft geplaatst. Of neem het ‘Alles van waarde is weerloos’,dat, sinds Lucebert het aan een Rotterdamse verzekeringsmaatschappij verkocht, alle verweer ineens waardeloos heeft gemaakt. Het is juist de onherhaalbaarheid waaraan literatuur haar kracht ontleent. Onaangepast,onaanpasbaar openbaart ze zich slechts op momenten. Anders dan in de gevestigde orde van de maatschappij, geldt hier alleen het onbevestigde. Wat vaststaat, werkt niet. De literaire ervaring is een epifanie,een bijna-begrijpen,een staat die aan de verklaring voorafgaat. Het is iets wat je kunt aanwijzen – ‘Dat is het!’ – maar nog niet kunt benoemen. Want ook de schrijver benoemt niet, als het goed is, hij wijst aan, hij reikt ernaar, hij schetst in een luchttekening niet wat het is, maar wat het zou kunnen zijn. Het is deze niet geschreven tekst deze net-niet geschreven tekst die de metafysica van het schrijven uitmaakt en die zelfs een knappe kop als Nabokov niet anders wist te duiden dan als ‘magic’. Die transcendente of magische sensatie laat zich, zoals het bij het transcendente en magische past, slecht navertellen. Zij ontstaat tijdens het lezen en blijft achter als een herinnering, niet aan die bewuste tekst maar aan die sensatie.’ (bladzijde 89-90) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. Verder met het gedicht ‘Een halve engel in het zinkend schip’. ‘ en toch zijn sommige al van bloesems doorstraald/ook de zonsondergang is teer/en als een pijn in de appel van de keel///de bezwadderde bloem/mijn voeten zitten onder het stof/alleen kikkers willen blijven kwaken/de kikkers preken voor God///we zijn ook al de geheime bergpassen/afgedaald,vrouw/tot waar de wateren als ogen liggen/en de schaduwen sneden in de grond zijn/dat was vroeger’ (bladzijde 96) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.