met ‘De ongevestgde orde,autobiografie van een lezer’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Hoe gangbaarder de begrippen,des te beter. Hoe groter de gemene deler,des te eerder men de indruk verwerft dat men over hetzelfde spreekt,de zaak onder controle heeft. Dat is het bedrieglijke,het leugenachtige van dergelijke taal:ze beroept zich op ooggetuigenverslagen,op feiten,statistieken,op zogeheten feitelijkheden,maar ze vertelt er niet bij dat de vorm waarin dat alles wordt overgedragen reeds vastligt. ‘De situatie in Kosovo’:waar een romanschrijver met zijn leven betaalt om iets van een begrip te ontwikkelen,daar staat de geaccrediteerde verslaggever dezelfde dag al klaar,een microfoon gevuld met voorgevormde taal triomfantelijk in de aanslag. Dit alles verklaart waarom nieuwslezers,reclamemakers,onderwijsdeskundigen,kundigen überhaupt,beleidslieden voorheen politici,kortom de professionele brainwashers zich uitsluitend van clichés bedienen. Waar zij op uit zijn is het vernietigen van de onbegrijpelijke werkelijkheid,teneinde er iets pseudoverklaarbaars van te maken. Daarom ook hebben kleine geesten altijd zulke grote ideeën. Men denke hierbij aan het type (vul uw dagbladgodjes zelf maar in),altijd in de buurt van grote woorden en globale inzichten,altijd bereid hier het hunne aan toe te voegen. Actualiteit noemen ze dat,meepraten over onderwerpen war anderen het over hebben,in taal die er al was,die zo ruim valt dat ze altijd past.'(bladzijde 93-94) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. ‘Eendeweer/////ooit wil ik weer iets/van dat roekeloze ritme/in het vers vangen/de dag toen alles kantelde/de wind zo zwart/de zon vliegt heen en neer/zeemeeuwengat!///en over duinen-roert-riet/door de sluier van zand/kom jij te paard/de hoeven een hart/naar waar water valt/en rotsen als monniken/ gehurkt/op de hurken hurken/met gekke bekken vol schuim'(bladzijde 98) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.