met ‘Megalomanie voor beginners,protocollen’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Je moet weliswaar geleefd hebben om te kunnen schrijven,zoals Alfred de Musset terecht stelt in het motto van dit boek,maar wat je schrijft is niet je levensverhaal. Het is een mozaïek,een bric-à-brac van bij elkaar geraapte attributen. Bewaard,nieuw gekocht,geleend. Ooit gekregen. Verkleedspullen,verzamelaarsvlijt,souvenirs. Wat je schrijft is het relaas van een onbekend leven dat je tot je eigen verbazing het jouwe noemt. Highway 61 Revisited. Bob Dylan heeft zijn leven lang geprobeerd Bob Zimmerman te zijn. Die hele constructie van ‘Bob Dylan’ is camouflage,persiflage. Perversie. Een dubbelzinnigheid die mij altijd geweldig heeft aangesproken. Iemand die zich voordoet als iemand. Ongrijpbaar,onkenbaar,wordt er over hem gezegd. Maar hij kende zichzelf veel te goed,als je het mij vraagt. Hij had er genoeg van en heeft zichzelf opgeheven,hij is een verzinsel geworden. Een personage. Een droom,een visioen. Een veronderstelling. Dat is de verheven kant. Maar hij is ook:een oplichter,een goochelaar,een kermisklant. Iemand die je zou kunnen ontmaskeren als je zou willen. Als je zou willen. Weten. Weten dat er achter die facades niets is. Bestaan is een kwestie van willen. Van willen geloven,ergens in willen geloven. En dat doe ik ook,ik gelóóf het ook. Ik geloof werkelijk dat ik het geloof.'(bladzijde 32-33) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Tussen de benen’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Aan alles wat hierboven staat ben ik lang geleden begonnen en nu ben ik vergeten wat ik ermee voorhad. Niettemin zie ik in dat ik je daarnet een beknopte verklaring heb gegeven van de scheppingsgeschiedenis. Het is omdat er schepping is dat ik God ben die voortdurend Zichzelf schept. God,de Ene die ik aankijk in de zwarte spiegel,de Ander – is dood. (Het scheppen houdt niet op met het bewustzijn.) Hij stierf door verwaarlozing en grove onwetendheid. De Mens zorgde niet voor hem. Voor zover hij misschien niet meer is geweest dan een beeld in de geest van de Mens. Ik geef de Mens de wind van voren en zeg hem dat hij aangeklaagd kan worden wegens het niet verlenen van bijstand aan een met uitsterven bedreigde soort.'(bladzijde 12-14) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.