met ‘Megalomanie voor beginners,protocollen’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Contrapunt in een tekst. De woorden komen na elkaar,de kunst is om ze gelijktijdig te laten klinken. Door elk woord heen een ander woord laten horen. Mijn eigen ziel:het verlies. Eerst het verlies van wat ik nooit bezat,ten slotte het verlies wat van mij het meest dierbaar was. Mijn eigen ziel:het vinden. Niet van wat ik verloren heb,maar iets wat ik nooit bezat. De euforie,de verwondering die dat met zich meebrengt. Schrijven. Ik vind levens die de mijne niet zijn,maar die ik dankbaar adopteer. Ik kom tot inzichten die ik nooit had,maar die ik me verbaasd toe-eigen. Of ben ik het er niet mee eens? dat kan natuurlijk ook. Ja,dat kan natuurlijk ook. Stijlvoorbeelden? Antwoord. Het begon – nou ja,enfin,toen het al een tijdje bezig was – met de schrijvers die louter boeken waren,boeken die mij opslokten. De grote leerervaringen,de grote verdwijningen,het onder water gaan in oceanen:’Rood en zwart,De chartreuse van Parma,Schuld en boete,De toverberg,Mysterien’. Boeken waarin ik kopje onder ging.’ (bladzijde 44-45) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Klotsen over je stoel’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Dag zilverend van wolken en mist. Niks te zien. Gevaarlijk? Spookschepen rondbonken in de leegte. Een stewardess begint glazen champagne uit te delen,heen en weer bewegend door het gangpad,met haar aardige,behaaglijke Tina-Turner-lijf. Vergeet ze jou? Bewaart ze je voor het laatst? Jij naar achteren,naar het toilet. In voorbijgaan aandacht stewardess trekken door opsteken vinger. Ja,ze zal voor je zorgen. Toilet niet af. Geen troon om op te zitten. Je urineert. En nu breekt pik in je hand. O nee! Asafoetida! Jij daar met de helft van het aanhangsel in je handpalm,rimpelig,roze,volmaakt van vorm,zo lang als palm.'(bladzijde 21) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.