met ‘Rizoom,een inleiding’ van Deleuze en Guattari. ‘De schema’s van de evolutie zouden dan niet meer vervaardigd worden volgens het model van de stamboom die verloopt van het minst naar het meest gedifferentieerde,maar als een rizoom dat direct in de heterogeniteit opereert door van een reeds gedifferentieerde lijn naar een andere te springen. Dan is er nog sprake van een ‘aparallelle evolutie’ van baviaan en kat,waar duidelijk de een niet model voor de ander is,noch de ander kopie van de een (een baviaan-worden in de kat betekent niet dat de kat de baviaan ‘produceert’). Wij produceren rizoom met onze virussen,of beter:onze virussen laten ons met andere beesten rizoom produceren. Zoals Jacob zegt,de overdracht van genetisch materiaal door virussen of door andere processen,en de samensmelting van cellen voortgekomen uit verschillende soorten,hebben dezelfde resultaten als de ‘soorten gruwelijke Liefde die in de oudheid en middeleeuwen gekoesterd werden’. Transversaal verkeer tussen gedifferentieerde lijnen verstoort de stambomen. Altijd op zoek naar het moleculaire,zelfs het submoleculaire deeltje,waarmee we een verbinding aangaan. Wij ontwikkelen en sterven eerder door onze polymorfe en rizomatische griep dan door onze erfelijke ziektes of ziektes die op zich erfelijk belast zijn . Het rizoom is een antigenealogie.'(bladzijde 31) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Een ketting voor zijn horloge’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Hij verstopt zich in dezelfde kamer in het huis in mijn straat waar de bloedende vrouw,haar lamme man,de dikke jongen en V.A. wonen. Soms als de avond zijn mottige mantel over de stad heeft geslingerd rent het jonge paar de straat op waar ze elkaar hartstochtelijk gaan kussen. Hij moet zijn zwarte gelaat laag buigen en zij moet op haar tenen staan en zich vastklemmen aan zijn billen. De straatlantaarn schijnt op haar glinsterende,opgeheven voorhoofd.'(bladzijde 68) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.