met ‘Rizoom,een inleiding’ van Deleuze en Guattari. ‘En Proust,wiens werk toch een hoog betekenaarsgehalte bezit,meende dat zijn boek een bril was:probeer of hij je past,of je er iets mee kunt zien dat je anders ontgaan zou zijn;zo niet,laat mijn boek dan liggen en zoek andere waarmee het beter gaat. Zoek de stukken op in een boek die je van pas komen en waarmee je iets kunt beginnen. Wij lezen en schrijven niet meer op de traditionele manier. Er is geen dood van het boek maar een nieuwe manier van lezen. In een boek valt er niets te begrijpen,maar er is veel waarvan je gebruik kunt maken. Niet iets om te interpreteren of om te betekenen,maar veel om mee te experimenteren. Een boek moet met iets een machine maken,het moet een stukje gereedschap voor een buiten zijn. Geen representatie van de wereld,noch een wereld als betekenisdragende structuur. Het boek is geen wortel-boom maar deel van een rizoom,plateau van een rizoom voor die lezer bij wie het past. De combinaties,omzettingen en gebruiksaanwijzingen zijn nooit te vinden binnen een boek,maar afhankelijk van de connecties met een ander of ander buiten. Ja,neem ervan wat je wil. Wij pretenderen niet een school te vestigen;scholen,sekten,parochies,kerken,voor- en achterhoedes zijn nog bomen die zowel in hun opbouw als in hun belachelijke neergang al het belangrijke dat plaatsvindt vermalen.'(bladzijde 48-49) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Broer’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Als het maar ging regen kon ik ploegen. Het is een droge zomer geweest. Tien dagen? ‘Kijk eens,ik zeg maar zo,’zegt hij. ‘Je kunt er maar het beste tussenuit zijn. Vandaag wit morgen zwart,dus wat maakt het uit? Ik zou het niet weten. Laat de mieren zich maar gedragen als varkens met al dat godsvlees in de grond. Het is onze zaak niet. Zo gaat dat met de geschiedenis!”. (bladzijde 78) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af. Een bijzonder woord. Mark van Tongele. Hij weer. ‘Ogenblikstemming’ (bladzijde 27 uit ‘Lichtspraak’)