met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Vriezen. ‘De creativiteit van het kapitalisme is wat dat betreft even onbeperkt als die van de experimentele kunst – beider gebied strekt zich uit tot al het bestaande. Zoals de democratische politiek en media de afwijkende opinie onmiddellijk absorberen,zo kan het kapitalisme elke artistieke vernieuwing onmiddellijk toepassen binnen de handelscirculatie,of zelfs creativiteit als zodanig geheel voor zichzelf claimen. Zoals gezegd bestaat die buitenpositie niet,ze is leeg. Maar deze leegte blijft rondwaren in het bestaande,zij het alleen als limiet. Vanuit het weefsel krijgt men er geen toegang toe. Men kan hoogstens in de richting van die limiet bewegen. De limiet wordt nooit bereikt,maar utopische beelden of andere imaginaire figuren kunnen wel dienen als gids. In laatste instantie komen ook zulke gidsende ideeën zelf niet van buiten:ook zij zijn deel van de taal,van het weefsel,maar ze hebben wel een buitengewone lading. Met experimentele vormen en concepten kunnen poëzie en kunst naar zulke limieten en vergezichten tasten. Maar onvermijdelijk zal elke techniek,elk concept,een keer tekortschieten. De kunst is niet sterker dan de wereld – rauwe politieke macht is altijd sterker,in elk geval op korte termijn.’ (bladzijde 18) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Over de ogen’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Ze wil niet omlaag in de koude klamme labyrintische kelders van de aarde. Misschien doet het haat te veel aan Natland denken. Er zal iets gebeuren dat het niet nodig maakt. Een medische doorbraak. Een wonder. Een atoomoorlog. Een presidentieel decreet. Een middeleeuwse misrekening. Een bezoek van goden. Een uitbarsting van veranderingen. Een ontwaken.'(bladzijde 83) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af. Een bijzonder woord. Dit keer weer een zin van Tonnus uit de bundel ‘Ja Nee’;’Verwantrouwen. Vervragen. Wolkoorden. Varkavan.’ (bladzijde 17)