met ‘Weerstandslebeid’ van Jeroen Mettes. ‘En wellicht is het ook om die reden dat een gedicht – zoals vaak is opgemerkt – al het ware vraagt om uit het hoofd te worden geleerd,dit is van elke uitwendige en dus kwetsbare vorm te ontdoen. Maar zelfs ‘in ons hoofd’ blijft het gedicht om een voorstelling vragen. Als de dichter in zijn gedichten zegt te kunnen wonen,dan bedoelt hij natuurlijk geen huizen van inkt en papier. Hij spreekt metaforisch. Maar waar is het gedicht als huis een metafoor voor? Waar verwijzen ruimtelijke metaforen met betrekking tot poëzie überhaupt naar? II Ruimtelijke metaforen zijn natuurlijk niet voorbehouden aan poëzie. Ze structureren al ons denken over tekst en betekenis. De meest fundamentele metafoor – zo fundamenteel dat ze doorgaans nauwelijks als metafoor wordt opgemerkt – is het doosjesmodel,dat een tekst voorstelt als iets met een vorm en een inhoud. De vorm bevat de inhoud,en het lezen van een tekst is zoiets als het openen van het doosje en er de inhoud uit nemen. Natuurlijk is dit een metafoor – een gedicht heeft niet letterlijk een binnen- en buitenkant – ,en is als zodanig reeds talloze malen bekritiseerd en gedeconstrueerd. Niettemin blijft het een figuur dat ook dat ook professionele lezers moeilijk blijken te kunnen missen.'(bladzijde 247-248) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Op wieken’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘wat woog ten slotte meer tegen de zwaartekracht op/dan de sensatie je los te maken,het schitterende panorama/te kunnen bewonderen,de hele archipel/honderden meters onder je,het vasteland nog mijlenver weg///en op de thermiek van een lichte bries groeide je durf/tot overmoed uit,de verschroeiende zon/beroofde je van je wieken,stekeblind was je al/voor het water zich boven je sloot///zo vernuftig aan de krochten van het doolhof ontkomen/hoopte je jezelf te overstijgen door een gooi naar het allerhoogste/te doen,want daar moet het bij iedere poging/natuurlijk steeds weer om begonnen zijn:een glimp/van het oneindige op te vangen -///daarom'(bladzijde 20) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’ het woord ‘wolkenschuit’. (bladzijde 43)