met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Dit is ritme op het niveau van Gewoonte,de dreun of hartslag. Niettemin hoeft het hier niet om louter auditieve heffingsgroepen te gaan;omdat poëtisch ritme immanent is aan de taal zelf zal het altijd interageren met andere aspecten van de taal,al is het maar om er een spel mee te spelen. De eerste passieve synthese – die van de Gewoonte – geeft het gedicht richting en continuïteit en gaat noodzakelijk aan elke actieve interpretatie of analyse vooraf. Een gewoonte wordt immers doorgaans niet actief aangeleerd,maar ontwikkelt zich gaande weg,min of meer onbewust. Men kan bijvoorbeeld wel meeklappen met een ritme door een andere klapper te imiteren maar wanneer men werkelijk ‘in de maat’ komt is er van bewuste imitatie geen sprake meer. Met andere woorden:ritme qua Gewoonte ligt onder representaties,en hoewel zij wel degelijk gerepresenteerd kan worden,is haar representatie nooit ritmisch. Ritme kan worden aangeleerd met behulp van representaties (de pedagogische waarde van ‘foot scansion’),maar vaak hebben we dergelijke hulp niet nodig. Sterker nog,bij het lezen van poëzie met een hoog ‘hermetisch’ karakter,is het ritme vaak het eerste dat we oppikken en waar we aan vasthouden om door te lezen.'(bladzijde 284-285) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Onder ogen’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘maar dat ene raam dan op de bovenverdieping/waarachter zij op een druilerige avond halfnaakt verscheen/zodat het was of het gemiezer/haast wellustig van haar huid gleed///haagdoornkoude nachten en het lichte waas/van lang voorbije ochtenden boven de speelplaatsen/en tuinen van kinderjaren die eeuwig/zouden duren maar zo kortstondig bleken -///je wrijft je ogen uit en wat geeft het/of het opgeroepene niet echt meer met de werkelijkheid/overeenstemt?///er is geen onversneden heden'(bladzijde 45) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘feitsterren’. (bladzijde 59)