met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Zoals Deleuze stelt in één van de relatief schaarse passages over poëzie in zijn oeuvre: ‘La répétition-mesure est une division régulière du temps,un retour isochrone d’éléments identiques. Mais une durée n’existe que déterminée par un accent tonique,commandée par des intensités. On se tromperait sur la fonction des accents si l’on disait qu’ils se reproduisent à intervalles égaux. Les valeurs toniques et intensives agissent au contraire en créant des inégalités,des incommensurabilités,dans des durées ou des espaces métriquement égaux. Elles créent des points remarquables,des instants privilégiés qui marquent toujours une polyrhthmie. Là encore,l’inégal est le plus positif. La mesure n’est que l’enveloppe d’un rythme,et d’un rapport de rythmes (DR 33).’ Metrum is een codering van ritme,en een ritme is altijd een ritme van andere ritmes ad infinitum. De ‘points remarquables’ waar Deleuze het over heeft,de intensiteiten – of liever gezegd,de constellaties van intensiteiten,die Deleuze ook wel singulariteiten noemt – zijn vanzelfsprekend asemantisch,maar daarom niet per se zonder betekenis.'(bladzijde 289-290) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Winteravond’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘nee,zo gauw hadden ze geen enkele onbekende,echt niemand/van het vasteland opgemerkt tussen degenen/die ze in het halfdonker meestal meteen herkenden/aan hun kledij,hun voertuig,hun stem///de droefgeestige vertrouwdheid binnen de omhelzing/van een winterse zee,het tot de volgende/ochtend nagenoeg geheel van de buitenwereld/afgesneden zijn,van elke/zinsbegoochelende overkant'(bladzijde 49) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘heuvelhals’. (bladzijde 95)