met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ uit het boek van Frank vande Veire ‘Als in een donkere spiegel;de kunst in de moderne filosofie’. ‘De mens is het enige wezen dat de dingen benoemt. De namen waarmee de mens dat doet zijn hem ingefluisterd door de stomme taal van de dingen waarin God zich meedeelt. De taal is uiteindelijk een gave van God,niet als een instrument dat God de mens geeft om de dingen te benoemen,maar als een manier waarop Hij de dingen aan de mens schenkt als onmiddellijk leesbaar. De mens moet de sporen van Gods woord in de schepping lezen en in woorden vertalen. Deze vertaling is een puur geestelijke verklanking. Daarom is de taal voor de mens oorspronkelijk niet een medium waarmee hij boodschappen aan anderen overbrengt,maar een medium waarin zijn geestelijke wezen,dat talig is,zich aan God meedeelt. Benjamins taalfilosofie is een eigenzinnige interpretatie van het bijbelse scheppingsverhaal. Doordat de menselijke taal primair lezend,en dus passief-ontvangend is,mist ze het scheppend karakter van de goddelijke taal. Reeds in het ‘paradijs’ verliest de taal van de mens haar scheppend elan om kennis te worden. Toch blijft in de namen die Adam aan de dingen geeft nog een vonk van Gods scheppende woord bewaard. Pas met de eigenlijke zondeval wordt de taal een abstracte tekentaal die de dingen van afstand benoemt.'(bladzijde 174) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Van over zee’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘als het kijken eindelijk het vergeten inwilligt/zijn alle beelden teruggebracht/tot hun essentie,het onderhuidse waar elk woord,elk lied/immer uit voortgekomen is///in een van over zee,van over duinvalleien/en verstuivingen komend licht,dat alles verheldert/maar niets verklaart'(bladzijde 52) Dit was het gedicht. Dit was de dichtbundel van Hans Tentije ‘Om en nabij’. Morgen begin ik met poëzie van b. zwaal. Ik begin aan een nieuwe hommage. Ga verder met mijn ‘ondertiteling’. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘schanjemansschoften’.(bladzijde 122)